Elektrische auto's zijn voor veel Europeanen gewoonweg niet te betalen. Dat zegt de Europese brancheorganisatie ACEA in de aanloop van de stemming in het Europees Parlement volgende maand over toekomstige CO2-doelen voor auto's. Bij ACEA zijn vijftien grote Europese auto-, truck- en busbouwers aangesloten. Toekomstige CO2-reducties zijn volgens ACEA sterk afhankelijk van de ontwikkeling van elektrisch rijden. De betaalbaarheid van die auto's blijft een grote belemmering voor Europeanen om voor elektrische modellen te kiezen.
Landen met sterke economie
85 procent van de elektrische auto's wordt volgens ACEA verkocht in ,,slechts" zes West-Europese landen met de sterkste economieën. In landen in Centraal- en Oost-Europa is het marktaandeel van de voertuigen nagenoeg nul. De automakers zetten vraagtekens over het opzetten van EU-brede doelen. Zij noemen deze onrealistisch. Tegen 2025 moet dan 15 procent van de auto's op de weg elektrisch zijn.
Doel: 30 procent in 2030
Tegen 2030 moet dit 30 procent zijn. Momenteel zijn elektrische auto's goed voor minder dan 1 procent van de omzet van de automakers. De beoogde Europese doelstellingen zou volgens ACEA betekenen dat in twaalf jaar tijd dit moet gaan groeien naar 30 procent. De ACEA meent dat te weinig wordt gekeken naar wat mensen zich kunnen veroorloven. Verder wijst de brancheorganisatie op de gebrekkige infrastructuur zoals laadpalen. Ook hier wordt te weinig rekening gehouden met een grote kloof tussen landen. Van de momenteel 100.000 oplaadpunten is ruim driekwart geconcentreerd in Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. Een land als Roemenië, dat zes keer groter is dan Nederland, telt 144 laadpalen. ANP