Rechter: 'Box 3-heffing discrimineert spaarders'

De regels voor belasting op spaartegoeden en beleggingen zijn in strijd met het verbod op discriminatie.  Dat oordeelt de rechtbank Noord-Nederland. Volgens de rechter zijn spaarders de dupe van de huidige belastingregels, schrijft het Financieele Dagblad.

De zaak werd aangespannen door de Bond voor Belastingbetalers. Ze zijn niet blij met de huidige belastingheffing op inkomen uit sparen en beleggen, ook wel box 3 genoemd.

De belastingdienst zegt dat het onmogelijk is om te achterhalen hoeveel rendement er per persoon verdient wordt. Daarom moet iedereen met vermogen in box 3 hetzelfde percentage betalen. Tot 2017 was dat 4 procent. Daar moest je vervolgens 30 procent belasting over betalen. Omgerekend betekende dat een heffing van 1,2 procent. Die wet was in strijd met de Europese regels, oordeelde de Hoge Raad in 2019.

De nieuwe regels zijn iets veranderd. Sinds 2017 is het fictieve rendement geen vast percentage, maar een berekening van het gemiddelde rendement op spaartegoeden en beleggingen.

Daar heeft de Bond van Belastingbetalers problemen mee. Door het hoge rendement op beleggingen is het fictief rendement nu 5 procent, terwijl het werkelijke rendement op spaargeld veel lager ligt. Oneerlijk, zo vindt de Bond van Belastingbetalers. Volgens hen gaat de overheid er nu vanuit dat iedereen in box 3 een deel van zijn vermogen in beleggingen heeft zitten.

In werkelijkheid heeft 40 procent van de mensen met 'box 3-vermogen' geen beleggingen. Daarvan was ook het kabinet op de hoogte, aldus de rechter. De regering koos er dus bewust voor om beleggers en spaarders over één kam te scheren, is de redenatie.

Net als de Bond van Belastingbetalers vindt de rechter dat de huidige wetgeving in strijd is met het discriminatieverbod. Waar het bij discriminatiezaken normaal gesproken gaat over gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Krijgen dit keer twee verschillende groepen ten onrechte dezelfde behandeling, zegt een jurist van de bond tegen het FD.

De bond spande eerder al zaken aan bij rechters in Noord-Holland en Gelderland. Die vonden dat het niet aan hen, maar aan de politiek was om hier een oplossing voor te vinden. Omdat er nog meer zaken over dit onderwerp lopen, wil het Ministerie van Financiën nog niet inhoudelijk reageren op de uitspraak, schrijft het FD.

Bron: Financieele Dagblad