Nationale ombudsman Reinier van Zutphen stelt in Zembla dat het verbeteren van de toegang tot passende zorg "blijft steken bij experimenten, pilots en goede bedoelingen." Twee jaar geleden al zag hij dat regels te complex en drempels te hoog zijn. In het rapport 'Blijvende zorg' stelt hij dat er weinig is veranderd.
De Nationale ombudsman krijgt al jaren klachten binnen van mensen die vastlopen in hun zoektocht naar de juiste zorg. ”Vooral daar waar het net even iets complexer wordt dan een gewone zorgvraag. Daar gaat het mis”, zegt hij. Burgers voelen zich van het kastje naar de muur gestuurd. Door een gebrek aan samenwerking, kennis en regie en hardnekkige bureaucratische rompslomp, lukt het burgers nauwelijks om de zorg en ondersteuning die zij nodig hebben zelf te regelen. Dat liet ook Kassa zien in het onderwerp over de hulpmiddelenbureaucratie. Van Zutphen en zijn collega's schreven de rapporten om te zorgen "dat er écht iets gebeurt in het leven van mensen. Die stap, die moet de minister nu echt gaan maken." Hiermee verwijst hij naar minister Hugo de Jonge.
Onafhankelijke cliëntondersteuning
Volgens de ombudsman ligt een belangrijke oplossing in een speciale begeleider voor het regelen van hulp: een zogenoemde onafhankelijke cliëntondersteuning. Daarin ligt volgens hem een rol voor de overheid en de gemeenten. Zij dienen een cliënt vanaf het begin af aan te zeggen: “Joh, daar kan je aanspraak op maken. Daar kun je echt wat aan hebben. Sterker nog, daar heb je iets aan”, aldus Van Zutphen. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat deze ondersteuning voor alle inwoners beschikbaar is. Maar, zo concludeerde de Ombudsman al in 2018: ‘Veel overheidsinstanties blijken burgers hier niet op te attenderen.’
Rapport ombudsman moet druk opvoeren
De ombudsman komt vandaag met het nieuwe rapport: 'Blijvende zorg'. Hierin constateert hij dat er sinds 2018 weinig is verbeterd. Daarom doet hij een appel op minister De Jonge, om te zorgen dat er echt iets gebeurt in het leven van mensen. “Vraag aan de mensen wat ze nodig hebben, verdiep je in hun situatie, bedenk zelf wat er aan mogelijkheden is en zorg dat die begeleiding meteen wordt gegeven aan het begin. Dit rapport is ook bedoeld om die druk wat dat betreft op te voeren, dat het in de praktijk voor iedereen nu mogelijk wordt om die ondersteuning te krijgen.”