Meer ruimte nodig voor innovatie in de zorg
30-10-2018
• leestijd 2 minuten
Organisaties in de verpleeghuiszorg hebben door de wijze van financiering niet alleen veel administratieve lasten, maar de regelingen belemmeren ook gewoon bepaalde initiatieven. ,,Een goed voorstel past vaak net niet onder één van de regelingen, of moet daarvoor met veel kunst- en vliegwerk worden aangepast. Zo schieten de regelingen hun doel voorbij", zegt Mireille de Wee, zorgbestuurder en voorzitter Kerngroep Wonen en Zorg van ActiZ, de organisatie van zorgondernemers.
ActiZ overhandigt dinsdag een publicatie vol interviews met medewerkers en cliënten uit de sector, Aan het werk in het verpleeghuis getiteld, aan vakminister Hugo de Jonge en aan Helma Lodders, de voorzitter van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid.
'Regelingen en verantwoordingslijnen verminderen'
,,We doen een dringend beroep op de minister om het aantal regelingen en verantwoordingslijnen per 2020 sterk te verminderen, innovaties meer kans te bieden en de financiële kaders hiervoor te verruimen ", schrijft De Wee verder in het voorwoord.
'Alleen investeren in personeel niet voldoende'
Van het speciale 'kwaliteitsbudget' voor de verpleeghuiszorg moet 85 procent naar handen aan het bed. Maar terwijl de vergrijzing toeneemt, neemt het personeelstekort toe. Dus is het volgens ActiZ belangrijk om uit te vinden hoe het werk in de toekomst beter te behappen zou kunnen zijn. ,,Om die enorme uitdaging het hoofd te bieden, is alleen investeren in personeel niet voldoende. Willen we in de toekomst goede zorg kunnen blijven bieden, dan zijn er ook andere oplossingen nodig", aldus De Wee. ,,Met name technologische en digitale ontwikkelingen moeten we veel meer gaan benutten."
Zorg in de toekomst
,,Naast meer ruimte voor innovatie, moeten we ook fundamenteel durven nadenken over hoe de zorg er in de toekomst uitziet. Hoe combineren we werk en mantelzorg? Hoe verbinden we formele en informele zorg? Hoe realiseren we nieuwe woonvormen tussen ‘thuis’ en het verpleeghuis?", vraagt De Wee zich in de introductie op het boekje af. ANP