FNV-ONDERZOEK: DE POSTCODELOTERIJ VAN DE ARMOEDEREGELINGEN
Wie moeite heeft met rondkomen, kan aankloppen bij de gemeente voor extra ondersteuning. Maar of je die ook krijgt en hoeveel, hangt af van de gemeente waar je woont. En dat is onrechtvaardig, stelt de FNV dat landelijk onderzoek deed. Armoederegelingen zijn in Nederland een ‘postcodeloterij’.
Het onderzoek laat zien dat bij bijvoorbeeld de jaarlijkse inkomenstoeslag voor alleenstaande minima tussen gemeenten honderden euro’s kunnen verschillen. Bij de Bijzondere Bijstand kunnen die verschillen nog groter zijn. Daarvoor kun je in aanmerking komen als je iets wat je echt nodig hebt niet kunt betalen en je alles hebt geprobeerd om dat op een andere manier vergoed te krijgen. Maar of je dat ook krijgt, hangt af van de gemeente waar je woont. Neem een gezin op het minimum dat noodgedwongen moet verhuizen maar geen inboedel heeft. In Amsterdam kan dit gezin een vergoeding voor huisraad krijgen om hiermee een bankstel, tafel met stoelen en bedden te kopen. De Bijzondere Bijstand kan in dat geval een paar duizend euro bedragen. In Emmen krijgt datzelfde gezin helemaal niets. En dat komt omdat de gemeenten zelf kunnen bepalen wie daarvoor in aanmerking komt en wat wel of niet vergoed wordt.
Hoe heeft dit zover kunnen komen? Het FNV-onderzoek Een Verkenning van Rechtsongelijkheid in het Sociaal Domein ziet de verklaring in de decentralisatie van 2015, toen belangrijke landelijke overheidstaken (Participatiewet, WMO en Jeugdzorg) werden overgeheveld naar de gemeenten. Gemeenten staan dichter bij hun burgers en kunnen dus effectiever en efficiënter hulp en ondersteuning bieden waar dat nodig is, was de gedachte. Die verwachte efficiëntie werd toen bij voorbaat al ingeboekt door aan de decentralisatie een bezuiniging van 3 miljard euro te koppelen. De gemeenten kregen er meer taken bij maar minder geld om dat te doen. En omdat dit geld vaak niet geoormerkt was, bepaalden gemeenten zelf waarop ze bezuinigden. En dan zijn de allerarmsten in sommige gemeenten de klos, terwijl ze in andere gemeenten ruimhartig worden geholpen.
Van die doorgevoerde veranderingen in 2015 en bezuinigingen plukken we nu de wrange vruchten. De wachtlijsten in de Jeugdzorg zijn gestegen. En de hulp en ondersteuning aan de minima is er niet eenvoudiger, efficiënter of goedkoper op geworden. Omdat de gemeenten in 2015 veel beleidsruimte en nauwelijks kaders kregen om de minimaregelingen in te vullen, zijn er in de loop der jaren grote verschillen ontstaan.
Kitty Jong, vicevoorzitter van de FNV: “Dat heeft geleid tot onacceptabele verschillen in rechtszekerheid. Tot de situatie dat juist de mensen die het meest ondersteuning nodig hebben in de ene gemeente wel ruimhartig worden geholpen en in de andere helemaal niet. Dat is niet rechtvaardig. Dat zie je bij inkomensondersteuning, bijzondere bijstand, WMO. Maar ook leidt het ertoe dat de rechten van mensen met een beperking worden geschonden. En dat is in strijd met het VN Verdrag voor mensen met een handicap.”
Vorig jaar kwam de door het vorige kabinet ingestelde Adviescommissie Sociaal Minimum (Een Zeker Bestaan I en II juni/september 2023) met een alarmerende boodschap: de allerarmsten komen structureel tekort en dat is alleen te veranderen door het sociaal minimum substantieel te verhogen. De commissie stelde ook dat het opgetuigde stelsel van sociale zekerheid inmiddels veel te complex was geworden. De landelijke overheid moet meer de regie nemen en duidelijker kaders stellen. Landelijk vastgestelde criteria wie wanneer voor welke hulp en ondersteuning in aanmerking komt. Boven op een fatsoenlijk sociaal minimum. Dat is ook de oplossing die de FNV voorstaat: zorg dat mensen weer genoeg hebben om rond van te komen. Maar ze stellen ook dat de decentralisatie niet teruggedraaid hoeft te worden.
Kitty Jong: “Voor ons hoeft de landelijke overheid de boel niet over te nemen, maar moeten die kaders wel duidelijker. Er zijn ook gemeenten die het wel goed doen namelijk. Je wilt niet dat de landelijke overheid het weer zo strak gaat aantrekken dat de gemeenten niet meer de ruimte hebben om het menselijker te doen. We moeten een kader hebben wat we met elkaar acceptabel vinden, wanneer iemand in aanmerking komt voor een aanvullende regeling of voorziening. En een meer positieve benadering in plaats van een negatieve: wat heeft u nodig? Trek de inkomensgrens voor armoederegelingen op tot 150% van het wettelijk sociaal minimum en voorkom dat de werkende armen erbuiten vallen. En de Bijzondere Bijstand, doe dat ruimhartig, ga uit wat mensen nodig hebben en niet van het wantrouwen dat ze de boel oplichten.”
“Wat ook heel verschillend is tussen gemeenten is hoe de minima bejegend worden. Het is vaak gebaseerd op wantrouwen. De inlichtingenplicht die je bijvoorbeeld in de Bijstand hebt, dat je elke uitgave moet kunnen verantwoorden. Dat als kinderen een cadeautje van oma krijgen dat als inkomsten geldt die je had moeten opgeven. Of als een date jouw eten een keer betaalt en als je dat niet opgeeft, de sociale recherche meteen op de stoep staat. Ik sprak laatst de vorige minister van Sociale Zaken Carola Schouten hierover en die zei: “Dat hoeft vanuit de Participatiewet ook helemaal niet.” Maar daar denken sommige gemeenten dus anders over. Die pakken de ruimte die er blijkbaar is. Dat moet anders. Een menselijke benadering op basis van vertrouwen in plaats van wantrouwen.”
Thema's:
Meer over:
fnv, fnv onderzoek, armoederegeling, inkomenstoeslag, bijzondere bijstand, minima, gemeenten, kitty jongMeld je snel en gratis aan voor de Kassa nieuwsbrief!