Als de Nederlandse industrie een CO2-heffing van 200 euro per ton CO2 moet betalen, gaat de productie waarschijnlijk met maximaal 5 procent achteruit. De effecten van de heffing op het bruto binnenlands product (bbp) en de werkgelegenheid zullen daardoor op de lange termijn gering zijn. Dat meldt het Centraal Planbureau (CPB) op basis van analyses naar de economische effecten van CO2-heffingen.
Het CPB keek in het onderzoek naar een vlakke CO2-heffing, een heffing waarbij alle CO2-uitstoot wordt beprijsd, met een tarief van 100 of 200 euro per ton CO2. Op kortere termijn kan er volgens het CPB mogelijk wel 'enige frictie' op de arbeidsmarkt ontstaan door de heffing, omdat de werkgelegenheid in beperkte mate verschuift naar bedrijven en sectoren die minder CO2 uitstoten.
Het kleine productieverlies komt met name doordat de productiekosten in de industrie niet heel sterk zullen stijgen door de CO2-heffing. Zo vormt de energierekening, naast de inkoop van grondstoffen, arbeid en allerlei investeringen, slechts een deel van de totale productiekosten. Ook zijn er volgens het CPB een aantal relatief goedkope opties in te voeren die de CO2-uitstoot kunnen reduceren. Daardoor kan de stijging van de kostprijs ook worden gedrukt.
Wel kunnen sommige industriële sectoren, zoals de chemie, aardolie en basismetaal, meer verlies van productie verwachten, omdat die sectoren relatief veel CO2 uitstoten en gevoelig zijn voor internationale concurrentie.
In 2030 moet de helft van de CO2-uitstoot zijn verminderd ten opzichte van 1990. De CO2-heffing is ingevoerd om bedrijven te straffen als zij zich niet genoeg inzetten om de uitstoot van CO2 terug te dringen. Het kabinet is coulanter dan verwacht, om bedrijven in de coronacrisis niet met een extra kostenpost op te zadelen. Door zogenoemde 'dispensatierechten' betalen bedrijven daarom pas vanaf 2024 echt CO2-heffing. De prijs voor een ton CO2-uitstoot is dan 30 euro en loopt vervolgens ieder jaar verder op. ANP
Meld je snel en gratis aan voor de Kassa nieuwsbrief!