Belastingdienst mocht uitgaan van 4 procent fictief rendement
10-06-2016
• leestijd 1 minuten
De Hoge Raad vindt het geen punt dat de Belastingdienst in 2011 een fictief rendement op vermogen van 4 procent rekende in de inkomstenbelasting. Dat oordeelde het hoogste rechtscollege vrijdag. De zaak was aangespannen door een man die vond dat de rendementsheffing die hij moest betalen over zijn woning in strijd was met Europese regels.
Advies advocaat-generaal
De advocaat-generaal in de zaak was het met de man eens en adviseerde de heffing ongeldig te verklaren. Het advies van de advocaat-generaal wordt over het algemeen overgenomen door de Hoge Raad.
De Belastingdienst gaat er sinds 2001 van uit dat vermogen in box 3 de bezitter gemiddeld 4 procent winst oplevert. Over die opbrengsten moet 30 procent belasting worden betaald. Hoewel de huidige spaarrentes niet meer in de buurt komen van de 4 procent, kon dat rendement volgens de Hoge Raad in 2011 nog makkelijk worden behaald.
Opnieuw naar rendementsregels kijken
De Hoge Raad oordeelde wel dat opnieuw naar de regels voor het fictieve rendement moet worden gekeken als de opbrengst van 4 procent over een lange periode niet meer haalbaar is. Staatssecretaris Eric Wiebes liet in een reactie weten het daarmee eens te zijn. ,,We kunnen Nederlanders niet belasten op een rendement van 4 procent op een moment dat dat niet meer haalbaar is." Het kabinet is bezig met aanpassing van de regels. ANP