Kassa geeft antwoord op belangrijke vragen en deelt een stappenplan voor consumenten.
Een huis wordt vaak duurzaam genoemd als het voldoet aan het zogeheten ‘Trias Principe’. Dat houdt in dat je bewust nadenkt over de ruimte en spullen die je nodig hebt, gebruik maakt van hernieuwbare, duurzame materialen en energiebronnen en zuinig omgaat met eindige bronnen als primaire bouwmaterialen (zoals hout, zand en natuursteen), water en energie.
Duurzaam bouwen is niet zo nieuw als mensen wellicht denken. Kassa spreekt Andy van den Dobbelsteen, hoogleraar Climate Design & Sustainability aan de TU Delft. Hij studeerde in de jaren ‘90 af op duurzaam bouwen. In die tijd waren er al initiatieven om energiezuinig te bouwen en was het begrip ‘duurzaam bouwen’ net ingevoerd. In 1990 noemde de overheid in het Nationaal Milieubeleidsplan voor het eerst het begrip. Sindsdien is de aandacht voor duurzaam bouwen gegroeid.
Toch ziet de gemiddelde bouw er nu niet zo anders uit dan toen, vertelt Van den Dobbelsteen. “Het is allemaal wat beter geïsoleerd, er zitten andere ramen in en andere installaties. Maar dat zie je aan de buitenkant niet echt, behalve dat er nu vrijwel standaard zonnepanelen op liggen." Het kan nog beter. Zo geeft Van den Dobbelsteen aan dat een wijk vaak zomaar een bepaalde richting op wordt gericht (bijvoorbeeld richting het noordwesten) en er meestal niet veel moeite wordt gedaan om de indeling van de woningen daarop aan te passen.
De Rijksoverheid besloot per 1 juli 2018 dat nieuwbouwwoningen aardgasvrij gebouwd moeten worden. Nadenken over andere (duurzame) verwarmingsopties is daarom verstandig. Dit is van invloed op de bouwtechnische aspecten van de bouw.
Voor velen zullen toch de voordelen tegen de kosten opwegen. De investering verdien je uiteindelijk terug. Daarnaast heeft het een positief effect op het milieu en andere omstandigheden in je woning, zoals de warmte.
Dat ligt aan de woning, geeft hoogleraar Van den Dobbelsteen aan. Zo kan in niet ieder bestaand huis een warmtepomp geïnstalleerd worden, vanwege het type radiatoren en de mate van isolatie. Van den Dobbelsteen vertelt dat bij de overgang van CV-ketel naar warmtepomp in het verleden veel fouten zijn gemaakt. Dit soort grote ingrepen zijn makkelijker toe te passen in bestaande woningen die na-geïsoleerd kunnen worden en daarmee geschikt worden voor lage-temperatuurverwarming. En sowieso in nieuwbouwwoningen. “Maar iedereen kan nadenken over dak- en gevelisolatie, ramen vervangen en zonnepanelen. Er is van alles mogelijk”, aldus Van den Dobbelsteen.
Dat duurzaam bouwen voor consumenten lastig is, uit zich al in de ontwerpfase. Mensen bouwen vaak niet zelf hun woning, maar besteden dit uit wegens gebrek aan bouwkennis. Hierdoor bepalen ze niet zelf de oriëntatie, indeling en locatie, ondanks dat dit belangrijke onderdelen zijn in duurzaam bouwen. Waar consumenten zelf wel belangrijke keuzes in kunnen maken, zijn in zaken als dakisolatie, verwarming, zonwering, isolatie en zelfs gordijnen. Hierin geldt: de keuze is reuze. Lees het onderstaande stappenplan om je zo goed mogelijk voor te bereiden op het nieuwbouwproject.
Ook is niet alles even duurzaam. Kies je voor een warmtepomp? Dan zou je verwachten dat je een duurzame keuze maakt. Toch is niet elke warmtepomp even duurzaam. Lees daarover meer in het stappenplan, bij punt 5, of in dit Kassa-artikel over de voor- en nadelen van verschillende soorten warmtepompen .
“Wat je nu ziet, is dat de techniek zich blijft vernieuwen”, legt Van den Dobbelsteen uit. “Er komen steeds meer producten op de markt van geïntegreerde PV-systemen, dus zonneceltechnieken, die er niet meer uitzien als zonnepaneel, maar als een bouwelement.” Voorbeelden hiervan zijn gevelelementen met daarin zonneceltechniek en de zonnedakpan. “Dus je kunt steeds meer dingen doen die onopvallend zijn, maar wel energie produceren”, vertelt Van den Dobbelsteen.
Ondanks dat er nu genoeg alternatieven zijn, worden er nog steeds soms wijken opgeleverd met traditionele gasketels. Dit vindt hoogleraar Van den Dobbelsteen, die zich vooral bezighoudt met energietransitie en klimaatadaptatie van steden en gebouwen, raar. “Ten eerste willen we dat niet, vanwege het Groningse aardgasprobleem. Ten tweede is dat niet nodig, want elke woning kan gewoon een warmtepompsysteem hebben met vloerverwarming die ook meteen als vloerverkoeling kan dienen.”
“Wat ook standaard geworden is, is warmteterugwinning op je ventilatielucht”, vervolgt Van den Dobbelsteen. Dit kan via centrale systemen, maar ook via de gevel. Dat is een nieuwe ontwikkeling. “Dan ventileer je via je gevel. Daar zit dan een warmtewisselaar in. ’s Winters krijg je dan geen vrieskou meer binnen, maar komt er gewoon voorverwarmde lucht binnen.”
Ook zijn er leuke toekomstplannen op het gebied van warmtepompen. Zo werkt Van den Dobbelsteen aan een plan in Friesland, waarbij woningen met een warmtepomp verwarmd worden met oppervlaktewater. Het oppervlaktewater dat hiervoor is gekozen, bevindt zich op de route van de Elfstedentocht. Door dit water te gebruiken, zou dit in de winter makkelijker bevriezen. Dit zou in de toekomst leiden tot een grotere kans in de toekomst op een Elfstedentocht. Dat betekent niet dat de winters weer kouder zullen worden, maar wel dat je “lokaal meer kan afkoelen, doordat je de kans op bevriezing laat toenemen”, aldus de hoogleraar.
Dat is niet alleen leuk voor ons wegens de Elfstedentocht, maar ook vanwege wat het kan doen aan de hitte in steden. “Je hebt het zogenaamde ‘urban heat island effect’. Dat is heel bekend. Dat is het feit dat steden warmer zijn hun landelijke omgeving. Dat komt door een paar dingen, vooral door zonnewarmte die wordt geabsorbeerd door stenen, asfalt en dat soort dingen. Dat straalt warmte uit in de stad”, legt Van den Dobbelsteen uit. Ook verliezen woningen en auto’s warmte en stoten airconditioners warmte uit. Dus in steden waar veel airconditioners staan, wordt de buitenlucht ook verwarmd door de airconditioners.
Door al die aspecten kunnen steden vaak wel twee tot zelfs acht graden warmer zijn dan een landelijke omgeving. “Dat zorgt nu in de zomer voor ongezonde situaties. Bij de weersverwachting in het Journaal zie je op de kaart van Nederland de temperatuur van meetstations buiten de stad. Wat ze er niet bij vertellen is dat steden standaard twee tot acht graden warmer kunnen zijn, bovenop de temperaturen die worden laten zien. Dat betekent dus dat we in de zomer in Nederlandse steden al snel tropische situaties hebben”, merkt de hoogleraar op. Ook hier zou Van den Dobbelsteen graag warmtepompen neerzetten die gebruik maken van de bodem of het oppervlaktewater. De bodem heeft een vrij constante temperatuur, rond de elf graden, wat hem geschikt maakt voor koeling in de zomer of voorverwarming in de winter. “Zeker in steden waar de temperatuur altijd een paar graden hoger ligt dan in buitengebieden kan het onttrekken van warmte aan oppervlaktewater gunstig zijn. En dan kun je ’s winters ook vaker schaatsen op de grachten.”
De studenten van Van den Dobbelsteen hebben met hun succesvolle Solar Decathlonproject MOR (Modular Office Renovation) laten zien dat er in de toekomst energiepositieve gebouwen kunnen worden gemaakt. En ook waterpositieve, biomassapositieve, materiaalpositieve en luchtpositieve gebouwen. “Zij hebben eigenlijk een ontwerp gemaakt waarmee alles in een leegstaand gebouw verbeterd. Dat maakt zowel de leefomstandigheden in zo’n pand als eromheen beter. En dat is denk ik ook waar we naartoe moeten”, aldus de hoogleraar. Hiervoor moet ook de blik op duurzaam bouwen veranderen. “In plaats van dat de verduurzaming en met name de energietransitie als iets vervelends wordt gezien dat veel geld kost, gaat het heel veel leuke extra’s bieden, waaronder gezondere, leefbare steden en dus ook verbeterde mogelijkheden zoals schaatsen.”
Bron: EnergieSubsidiewijzer, Milieu Centraal.
Meer over:
duurzaam, dossier: duurzaamheid, duurzaam bouwen, woning, innovatie, nieuwbouwhuis, klimaat, warmtepomp, bouwen, groenMeld je snel en gratis aan voor de Kassa nieuwsbrief!