Zzp-constructies passen prima in het neoliberale ideaal van marktwerking, waarbij iemands toegevoegde waarde en inzet wordt uitgedrukt in geld
Bij alle verhalen over zzp’ers denk ik aan mijn buurman, Toon, die als bouwvakker jarenlang in dienst was bij een aannemer. Toen hij ouder werd kreeg hij moeilijker en uitdagender werkzaamheden, totdat het bedrijf over werd genomen door een andere aannemer. Toon kon er blijven werken, maar dan wel als zzp’er, en onder andere voorwaarden. Het kwam erop neer dat hij harder moest werken tegen minder salaris, maar ook met minder rechtszekerheid en toekomstperspectief. Zijn levenslust taande zienderogen.
Toon is niet uniek, veel vaklui zijn bij een bedrijf wegbezuinigd en vervolgens ingehuurd als zzp’er. Ik beschouw dit als oneigenlijk en oneerlijk gebruik van de zzp-constructie. De regeling was bedoeld voor personen die zelf kozen voor een vrij beroep zoals advocaat, specialist of fysiotherapeut. Later is dit verder uitgebreid, tot zowat bij elk beroep mensen werden gedwongen om zelfstandige te worden, maar vervolgens wel een soort van dienstverband aan te gaan. Dit is geen zelfstandige beroepsuitoefening, maar schijnzelfstandigheid.
Mensen worden verleid tot de keuze voor zzp’er door mooie verhalen over autonomie, zelf kunnen bepalen wat je doet en wanneer, en de voorstelling van goede verdiensten, grote auto en huis, dat inderdaad voor een aantal zzp’ers bewaarheid wordt. Maar men verzwijgt het vele extra werk dat de zzp’er moet verrichten voor administratie en het sluiten van contracten, de dure arbeidsongeschiktheidsverzekering en de hoge pensioenpremie. Zzp-constructies passen prima in het neoliberale ideaal van marktwerking, waarbij iemands toegevoegde waarde en inzet wordt uitgedrukt in geld. Het individu is een meer of minder waardevol radertje in het economisch proces dat boven alles gaat. Alsof er nooit een arbeidersbeweging heeft bestaan, en alsof vakbonden een onwenselijk verschijnsel zijn. Ieder moet immers voor zichzelf opkomen, en zijn talenten op een goede manier in de markt zetten.
De werkelijkheid is echter dat die markt niet eerlijk en open is. In tijden van een gering aanbod in een gewenste sector kan een hoge vergoeding worden bedongen, maar vaak nog niet genoeg om voor tijden van hoog aanbod, of het minder relevant worden van een sector met als gevolg lage vergoedingen, voldoende reserves op te bouwen. De zzp’er is dan het kind van de rekening, en valt al snel terug op de bijstand.
Intussen zijn de sociale partners en de politiek al jaren aan het soebatten over hoe de segregatie op de arbeidsmarkt kan worden gestopt.
De tweespalt tussen de belangen van de vaste medewerker en de ‘losse’ krachten neemt verder toe. Op individueel niveau bijvoorbeeld als er extra inzet nodig is maar geen flexibel aanbod meer is. Dan staan de vaste medewerkers er alleen voor. Maar zeker ook op maatschappelijk niveau, want wie draagt er met premies nog bij aan de sociale zekerheid en wie bouwt er eigenlijk nog rechten op? Zo wordt de welvaartsstaat geleidelijk uitgehold. Is dat misschien de reden dat liberale partijen geen haast hebben om deze tweedeling te stoppen? Zij moeten zich realiseren dat diezelfde welvaartsstaat het cement vormt in onze samenleving. We verbinden ons elkaar door de lasten en de lusten eerlijk te verdelen. Althans, dat zou nog steeds het uitgangspunt moeten zijn.
Er is geen weg terug, en daarom moeten we het hebben over de weg vooruit. In elk solidair stelsel moet je zwartrijders aanpakken. Alleen als de rechten en plichten gelijkwaardig en dus rechtvaardig zijn, blijft onze welvaartsstaat in stand. Het concurrentiemodel is, ook hier, doodgelopen. Werkenden moeten weer naast elkaar staan, in plaats van tegenover elkaar. Een nieuw kabinet kan niet weer vier jaar verwijzen naar een adviescommissie. Het vergt nu politieke visie en vervolgens de daadkracht om de arbeidsmarkt te hervormen. Voordat nog meer mensen met verstarde koppen tegenover elkaar staan.
Daarom moeten we streven naar nieuwe arbeidssolidariteit. Dat kan door een vakbond door zzp’ers op te zetten in nauwe samenwerking met bestaande vakbonden, zodat de samenwerking met werknemers in loondienst is gegarandeerd, en tezamen een vuist kan worden gemaakt.