Zwart-groen, het zal wel moeten
• 10-02-2019
• leestijd 4 minuten
Partijen die na de Provinciale Statenverkiezingen willen besturen doen er met het oog op het klimaat verstandig aan om de deur op een kier te zetten.
Met het oog op de Provinciale Statenverkiezingen over iets meer dan een maand, beginnen mensen meer te letten op de campagne, die overigens moeizaam op gang komt. Ondanks de vaasjes, de kinderpardondiscussie en verzonnen cijfers over de klimaatcrisis leven de verkiezingen nog niet echt. Misschien is de kiezer gewoon nog een beetje stemmoe van 2017 en 2018. Afijn, dat de coalitie per saldo gaat verliezen (met uitzondering van de ChristenUnie) staat wel vast, maar hoe gaat het dan straks verder in de provincies?
In 2015 was er een landelijke opkomst van nog geen 48 procent. Dat zorgt ervoor dat partijen met een trouwe achterban beter scoren. Dat zijn doorgaans de confessionele partijen, D66 en GroenLinks. Het voordeel voor andere (protest-)partijen is dat Statenverkiezingen vaak functioneren als ‘midterms’, of metaforische referenda over het regeringsbeleid. Zo scoorde de SP erg goed in 2015 door tegen het paarse beleid te ageren. De socialisten werden zelfs de grootste partij in Groningen, terwijl in alle andere provincies het CDA en de VVD de grootste partijen werden. De VVD scoorde goed in de randstad en bijvoorbeeld Flevoland, terwijl het CDA zoals van oudsher goed presteert in de meer agrarische en/of katholieke provincies als Overijssel, Friesland, Zeeland en Limburg.
Wat in ieder geval vaststaat, is dat het CDA waarschijnlijk een thuiswedstrijd speelt in bijvoorbeeld Overijssel, Limburg en Zeeland en daar dus de grootste blijft. De SP maakt kans om de grootste te blijven in Groningen, en in Noord-Holland wordt misschien GroenLinks voor het eerst de grootste partij. In de overige provincies zullen waarschijnlijk de VVD en, wederom, het CDA de grootste blijven.
VVD en CDA mogen dan wel de grootste partijen blijven, toch zullen ze fors inleveren. De entree van Forum voor Democratie (FvD) in de Staten en de stabiele positie van de PVV spreken boekdelen. Toch zullen die partijen weinig kans maken op het bestuurderspluche, aangezien FvD straks een onervaren nieuwkomer is, als je het waarschijnlijke cordon sanitaire nog niet meerekent. De ChristenUnie zal waarschijnlijk als enige regeringspartij worden beloond voor kabinetsdeelname, te danken aan de sympathieke, betrouwbare en degelijke leider Segers. De groei van de ChristenUnie werd al duidelijk bij de gemeenteraadsverkiezingen. Van de overige partijen zal GroenLinks het meest winnen.
Onorthodox Zoals de titel al verraadt, is de kans op zwart-groene coalities dus groter dan ooit. ‘Zwart-groen’, oorspronkelijk ‘schwarz-grün’ in het Duits, symboliseert de kleuren die de Duitsers en ook de Oostenrijkers toekennen aan respectievelijk christendemocraten en groenen. De fundering van deze onorthodoxe combinatie ligt in Bonn, in de jaren ‘90: jongeren van beide partijen spraken regelmatig af in een pizzeria, sindsdien heet dit de Pizza-connection. In Duitsland is deze coalitiemogelijkheid in trek: hoewel de onderhandelingen tussen CDU/CSU, FDP en Grünen in 2017 mislukten, is deze coalitie sinds 2008 een serieuze mogelijkheid in deelstaten. Toen regeerden in Hamburg namelijk CDU en Grünen voor het eerst samen in een Land. Sinds 2014 regeert zwart-groen in Hessen en sinds 2016 zelfs groen-zwart in Baden-Württemberg. Sinds oktober jl. is zwart-groen zelfs de lievelingscoalitie in de peilingen, als alternatief voor de achterhaalde Große Koalition.
De tegenstellingen in Duitsland zijn vergelijkbaar met die in Nederland: de christendemocraten zijn al decennia een machtspartij, de groenen zijn jong en (bestuurlijk) relatief onervaren. Christendemocraten neigen meer naar liberalen, terwijl de groenen de socialisten en sociaaldemocraten als natuurlijke partner zien. Terug naar Nederland. Is een samenwerking van GroenLinks en CDA realistisch? Ja. in de enige provincies waar GroenLinks nu regeert, Groningen en Utrecht, regeren de groenen al samen met het CDA. Nu deze partijen allebei veel kans op besturen maken in meer provincies, is de vraag: is dit realistisch?
Klimaat De grootste uitdagingen voor de provincies worden waarschijnlijk klimaatbeleid en min of meer infrastructuur. En hoewel de twaalf CDA-lijsttrekkers bekend maakten dat zij niet te hard van stapel willen lopen op het klimaatbeleid, zijn lokale afdelingen van het CDA vaak een stuk groener dan de fractie in de Tweede Kamer. Ook kan de relatief groene ChristenUnie, misschien wel de favoriete coalitiepartner van menig CDA’er, het tegenwicht bieden. De PvdA zal in veel provincies ook een belangrijke partij blijven, aangezien zij ondanks de afstraffing in 2015 in best wat provincies bleven meebesturen, en de partij sindsdien niet heel veel verder is weggezakt in peilingen. De PvdA krabbelt virtueel zelfs al wat op sinds het rampjaar 2017.
In Limburg liepen de gemoederen afgelopen week al hoog op: de CDA-lijsttrekker (tevens gedeputeerde) Koopmans zei, ondanks zijn handtekening onder de klimaatsceptische brief in de Telegraaf, dat het CDA groener is dan GroenLinks. Het CDA is zich er dus van bewust dat dit speelt onder de kiezers, en ook onder de eigen leden. Hoe het met de partijen gaat lopen is na 20 maart duidelijk. Meevaller is in ieder geval dat grote splijtzwammen als medisch-ethisch beleid, migratie en de meeste sociaal-economische thema’s geen onderwerp zijn in de Provincie.
Wat hoe dan ook vaststaat, is dat door de verdere versplintering naar nieuwe coalities gezocht zal moeten worden. In 2015 leverde dat al bijzondere resultaten op: SP die in coalities met de VVD en CDA stapte, en een brede linkse coalitie in Groningen. Misschien leveren nieuwe combinaties wel verrassend goede samenwerkingen op. Compromisme is in het poldersysteem onvermijdelijk, maar wie weet levert het tellen naar de helft-plus-één wel een hele lijst aan nieuwe coalities op. Wat dat betreft lijkt provinciale politiek meer op Duitse politiek dan op de landelijke politiek in Nederland: provinciale politiek is nuchterder, pragmatischer en minder bekend, waardoor de politiek dus minder om poppetjes gaat en meer om inhoud. De kiezer heeft het laatste woord, maar partijen die willen besturen doen er dus – met het oog op het klimaat ironisch genoeg – verstandig aan om deuren op een kier te zetten.