Wie voorbij de oneliners en incidentenpolitiek kijkt ziet vooral een politica die heeft meegewerkt aan de ontmanteling van een solidair Europa.
Bij het afscheid van het tijdperk-Merkel wordt veelal de loftrompet gestoken over de op-een-na langstzittende Bondskanselier van Duitsland. Ze wordt geprezen om haar koersvastheid, rust en afkeer van rechts-radicale partijen die de liberaal-democratische rechtsstaat proberen te ondermijnen. Maar is deze visie wel terecht? Wie voorbij de oneliners en incidentenpolitiek kijkt ziet vooral een politica die heeft meegewerkt aan de ontmanteling van een solidair Europa.
Als we met een vogelvlucht over de regeerperiode van Angela Merkel kijken zien we dat deze gekenmerkt wordt door één begrip: crisis. Vanaf haar intrede in het Bundeskanzleramt in 2005 heeft ze achtereenvolgens te maken gehad met de financiële crisis in 2007, de economische crisis vanaf 2008, de Eurocrisis vanaf 2010 (met haar hoogtepunt de Griekse crisis in het voorjaar van 2015), de vluchtelingencrisis vanaf het najaar van 2015 en de nog steeds voortdurende coronacrisis vanaf maart 2020. Het waren jaren van nachtenlange vergaderingen in Brussel, deals met autoritaire leiders achter gesloten deuren en ad hoc-maatregelen zonder democratische verantwoording.
De economische crises die in 2008 losbarstten, onder andere veroorzaakt door een gedereguleerde bankensector en malafide handel in gesecuritiseerde hypotheken, brachten banken en verzekeraars op de rand van faillissement, dat vaak ternauwernood werd afgewend doordat nationale overheden bijsprongen en deze instellingen redden. Zo nam de Bondsrepubliek onder andere Commerzbank en Hypo Real Estate over. Naast deze maatregel namen (voornamelijk) Noord-Europese landen uitstaande leningen aan Zuid-Europese landen over van hun banken (waaronder Deutsche Bank en BNP Paribas) om hen niet langer bloot te stellen aan de financiële risico’s. Als reactie op deze reddingsoperaties voerden landen in de Europese Unie, waaronder Duitsland, een beleid van bezuinigingen op publieke voorzieningen, privatiseringen en deregulering van de arbeidsmarkt. In goede tijden was de winst privaat, in moeilijke tijden werd het verlies gesocialiseerd.
Het is tegen deze achtergrond dat Angela Merkel in september 2011 sprak over een ‘ marktconforme democratie ’. In een gezamenlijke persconferentie met de Portugese premier Coelho wees ze de financiële markten aan als ultieme scheidsrechters van politiek beleid. Als er niet genoeg bezuinigd werd op het overheidsapparaat, zo veronderstelde Merkel, zouden de naamloze “markten” hun vertrouwen verliezen, de rente op staatsobligaties oplopen en landen in de Europese Unie moeite hebben om nieuwe leningen aan te gaan. Dat deze markten werden bevolkt door hedgefondsen als Blackrock, rating agency’s als Moody’s, S&P en Fitch, en zakenbanken als Goldman Sachs en Deutsche Bank, instellingen die grotendeels verantwoordelijk waren voor het uitbreken van de financiële crisis enkele jaren daarvoor, verdween hier geheel naar de achtergrond. Deze waarschuwing was niet enkel bedoeld voor haar landgenoten, maar ook voor Italië, Griekenland en Spanje. Merkels economisch beleid, op nationaal en Europees niveau, vernauwde hiermee tot een voorwaardelijke democratie, waarin het electoraat mocht betalen voor de risicovolle speculaties van bankiers en ieder voorstel tot een economisch alternatief, zoals de financiële sector laten betalen voor de aangerichte puinhopen, werd afgestraft.
Ook in de andere crisis die het tijdperk-Merkel domineerde, de vluchtelingencrisis, strookt het beeld niet met de werkelijkheid. Met haar befaamde frase ‘ Wir schaffen das ’ positioneerde zij zichzelf als verdediger van een tolerante en open samenleving die bereid was om vluchtelingen op te vangen. Wie echter voorbij deze oneliner kijkt ziet dat de Europese Unie, met de regeringsleider van haar grootste en machtigste lidstaat in de voorhoede, ruim een half jaar later de Turkije-deal sloot, een akkoord met een autoritaire Turkse president Erdogan. Daarnaast is deze overeenkomst ook nog een schending het VN-Vluchtelingenverdrag, omdat vluchtelingen niet de kans krijgen om een asielaanvraag te doen. Frontex, de Europese grensbewakingsorganisatie, doet tegenwoordig aan illegale pushbacks en als er evenveel aandacht zou worden geschonken aan de grensmuren in Servië en Griekenland als aan de muur van Trump zou iedere dag het journaal met een verslag hierover openen.
De gevolgen van het steeds hardvochtigere migratiebeleid worden dankzij de machtsovername van de Taliban onmisbaar duidelijk. Afghanen kunnen Europa niet bereiken dankzij visumbeleid, prikkeldraad met scheermesjes en door de Europese Unie betaalde grenswachten in dictaturen aan de overzijde van de Middellandse Zee. Dit beleid is echter niet uit de lucht komen vallen, maar een resultaat van meer dan vijftien jaar dogmatiek waarbij vreemdelingenangst door christendemocratische en liberale regeringsleiders werd gebruikt als electoraal wapen om rechtsradicalen de wind uit de zeilen te nemen. Wie het vertoog van ‘superieure Westerse waarden’, ‘Leitkultur’ en andere xenofobe uitlatingen van de heiligverklaarde boze burger overneemt, legitimeert deze echter.
2015 was het belangrijkste jaar in het Merkeltijdperk. De Griekse regering van Tsipras en Varoufakis werd door de plomp gehaald en aan het Europese electoraat werd duidelijk gemaakt dat een alternatief voor bezuinigingsbeleid geen optie was. Onthutst en in verwarring werden progressieven enkele maanden later voor een duivels dilemma geplaatst. De rabiate racisten Le Pen, Wilders en Salvini wilden bruut geweld om vluchtelingen buiten de Europese Unie te houden. De keus viel op het decorum van de middenpartijen, met Angela Merkel als beschermheilige, die stand zou houden tegen de hordes barbaren. Maar onder het laagje vernis van beschaving voerden deze politici het beleid uit waar de radicaal-rechtse schreeuwers slechts niet toe in staat waren. ‘ The barbarians ,’ schrijft de Indiase intellectueel Pankaj Mishra, ‘ were never at the gate; they have been ruling us from some time.’