Voor Luyendijks doelgroep is het 'zeven vinkjes' verhaal misschien niet nieuw, maar wel eentje waar zij naar luisteren.
Er is veel ophef ontstaan over het boek ‘De zeven vinkjes’ van Joris Luyendijk. In dit boek legt hij privilege uit aan de hand van zeven factoren, hoe meer hokjes zijn aangevinkt, hoe meer voorsprong in het leven.
Een bekend verhaal voor wie weinig hokjes afvinkt en niet alleen omdat deze groep persoonlijk ervaart wat wind tegen betekent. Om te illustreren hoe verschillende vormen van onderdrukking elkaar raken en versterken introduceerde hoogleraar en burgerrechtenactivist Kimberlé Crenshaw al in 1989 de theorie van intersectionaliteit. Ze gebruikt het metafoor van het kruispunt, waarin alle wegen een vorm van onderdrukking vertegenwoordigen. Er komen van verschillende kanten auto’s aangereden, en iemand kan dus tegelijkertijd of op verscheidene momenten door een auto geraakt worden. Intersectionaliteit is in Nederland veelvuldig behandeld door schrijvers als Gloria Wekker en Anousha Nzume, maar heeft het nooit de aandacht gehad die Luyendijk nu met zijn zeven vinkjes trekt.
Voor Luyendijks doelgroep is het ‘zeven vinkjes’ verhaal misschien niet nieuw, maar wel eentje waar zij naar luisteren. Het kruispuntdenken van Kimberlé Crenshaw resoneert niet met deze groep, omdat zij op het kruispunt van onderdrukking nooit geraakt zijn door een auto, laat staan door meerdere. In hun belevingswereld is onderdrukking geen thema, omdat ze het zelf niet ervaren. Maar ze ervaren wel hoe de wind mee voelt en dat is waarom deze aanpak zo effectief is. De zeven vinkjes herkennen zich in de theorie van Joris Luyendijk, omdat het over hún gaat.
En dan is er natuurlijk de messenger. Als vrouw van kleur leer je jong dat het nogal wat uitmaakt wie wat zegt. Natuurlijk is het oneerlijk dat veel zeven vinkjes vooral naar andere zeven vinkjes luisteren, maar dit heeft niets met kwaliteit te maken en alles met onbewuste vooroordelen die voortkomen uit onderdrukkende systemen zoals het patriarchaat, kolonialisme en witte superioriteit. We leven in een maatschappij ontworpen door en voor zeven vinkjes en dus wordt deze groep bevoordeeld, als kwalitatief bestempeld en waarde toegedicht. Als een zeven vinkje het vertelt, dan zal er wel iets van waarheid in zitten. Dus hoewel het veel uitmaakt wie ruimte krijgt omdat dat macht geeft, is het in mijn optiek soms belangrijker óf het aankomt, dan wie het vertelt.
In hetzelfde rijtje als Joris Luyendijk vinden we ook Sander Schimmelpenninck met zijn VPRO-serie ‘Sander en de kloof’ over kansenongelijkheid in Nederland, en Arjen Lubach met verschillende items over racisme en discriminatie in zijn VPRO-programma ‘Zondag Met Lubach’. Progressieve, geprivilegieerde makers, die hun platform inzetten om ongelijkwaardigheid aan de kaak te stellen en daar rijkelijk om beloond worden. Ze (h)erkennen hun privilege, maar zetten hun eigen theorie onvoldoende om in daden door makers en schrijvers zonder vinkjes in hun succes te betrekken. Het heeft echter niet zoveel zin dit hen te verwijten of hierop te focussen, zij zijn immers onderdeel van hetzelfde systeem en vervullen op hun manier een belangrijke taak, die van het spiegelen van hun eigen groep.
In de eerste aflevering van zijn serie lacht Schimmelpenninck er met zijn vrienden om dat één van hen niet eens weet dat hij schoolgeld moest betalen. Hij zal nooit begrijpen hoe dat voor mensen met weinig ‘vinkjes’ voelt, omdat hij (zoals hij zelf zegt) naar de theorie kijkt, naar de cijfers van onrecht. Luyendijk geeft geen credits aan wie de theorie waarop zijn boek gebaseerd is ontwikkelde omdat hij niet ervaart genegeerd en onderschat te worden en dus niet inziet dat juist hier zijn kans ligt om zijn privilege in te zetten.
‘Zeven vinkjes’ zullen nooit begrijpen hoe het voelt om ‘zeven lege hokjes’ te zijn en andere ‘zeven vinkjes’ kunnen ze dat ook niet uitleggen. Maar als de groep die ‘theoretisch’ bewust is van ongelijkwaardigheid en hun verantwoordelijkheid beter begrijpt, zal er op den duur meer ruimte komen voor een speelveld waarin aan verschillende perspectieven dezelfde waarde zal worden toegekend. Bewustzijn is een oneindig proces, waarin iedere keer een laag wordt afgepeld. En in iedere laag ontstaan weer nieuwe inzichten om van te leren.
Zeven vinkjes zijn net mensen, om in Luyendijks woorden te blijven en Joris, Sander en Arjen dus ook. Ze maken fouten, hebben een ego, blinde vlekken en leren iedere dag bij. Net als wij allemaal. Dus laten we hopen dat deze ophef ervoor zorgt dat ze bij hun volgende boek, serie of programma nog beter begrijpen hoe ze hun privilege kunnen inzetten voor verandering. Want in de spiegel kijken die je zelf voor mag houden, is nooit écht pijnlijk. Of, zoals Schimmelpenninck liever zou zeggen, ‘ongemakkelijk’.