Deze wijze van dieren houden past in feite niet bij runderen en het is de vraag of we dat als dierenarts fatsoenlijk moeten noemen
In de aflevering van Zembla van 17 oktober werd getracht de Nederlandse vleeskalversector in beeld te brengen. De grootste speler in het veld, de VanDrie Group, wilde niet meewerken aan het item, ook waren de makers van het programma helaas niet welkom in een gangbare kalvermesterij. Toch werd een scherp, maar duidelijk beeld getoond van een sector waarin gezondheids- en welzijnsproblemen van oudsher, en ook nu nog, een rol van belang spelen.
Restproduct van melkveehouderij Nederlandse melkkoeien brengen elk jaar een kalf ter wereld om de hoge melkproductie op gang te houden. Melkvee is speciaal gefokt en geselecteerd op melkproductie en dus niet op vleesproductie. Alle stiertjes en een deel van de vrouwelijke kalfjes worden daarom gezien als bijproduct. Deze overtollige kalveren worden in speciale stallen vetgemest om uiteindelijk als (blank) kalfsvlees te eindigen. Naast de restkalveren van Nederlandse melkveehouders worden jaarlijks nog eens 800.000 kalveren ingevoerd uit het buitenland.
In Zembla pleiten 4000 melkveehouders voor afschaffing van de import van kalveren uit heel Europa naar Nederland, omdat de Nederlandse markt door deze kalveren wordt overspoeld en de melkveehouders hierdoor bijna niets meer beuren voor hun “restproduct”. Daarbij past de kalvermesterij niet bij de recente roep van het ministerie om kringlooplandbouw. Want de kalveren komen uit het buitenland, de mest blijft hier in Nederland en het eindproduct wordt vrijwel volledig geëxporteerd. En door de stikstof- en fosfaatoverschotten is aan de ene kant een inkrimping van de veestapel noodzakelijk, terwijl we aan de andere kant grote aantallen kalveren uit andere landen binnenhalen. Het is dan ook begrijpelijk dat de Nederlandse melkveehouders in opstand komen.
Diergezondheid en dierenwelzijn In de uitzending kwam verder naar voren dat het samenvoegen van deze jonge kalveren (2 weken oud en overal vandaan), het risico op ziektes vergroot. Kalveren met een nog nauwelijks ontwikkeld immuunsysteem worden blootgesteld aan allerlei nieuwe ziektekiemen waartegen ze zich niet goed kunnen weren. Worden ze over lange afstanden vervoerd (uren- tot dagenlange transporten uit Ierland of de Baltische staten komen regelmatig voor) dan zijn ze nog kwetsbaarder door stress, te weinig rust en te weinig voeding. Mede hierdoor is het antibioticagebruik in deze sector nog steeds veel te hoog en zijn koppelbehandelingen nog met regelmaat nodig. Dit geldt overigens niet alleen voor geïmporteerde buitenlandse kalveren maar ook voor Nederlandse kalveren die van honderden verschillende bedrijven bijeen worden gebracht.
Bloedarmoede of niet? De buitenlandse vraag naar blank kalfsvlees zorgt ervoor dat het grootste gedeelte van ‘onze’ vleeskalveren met een afwijkend rantsoen wordt gevoerd. De kalveren krijgen vooral poedermelk te drinken, aangevuld met wat gehakseld ruwvoer. Geschikt ruwvoer, zoals gras of hooi, krijgen ze niet, want daar zit teveel ijzer in. 70 procent van de witvleeskalveren heeft mede door dit afwijkende rantsoen aantastingen van de lebmaag en afwijkend gedrag zoals tongspelen komt nog steeds voor. Bovendien balanceren de kalveren door het gebrek aan ijzerhoudend ruwvoer op de grens van bloedarmoede (hemoglobine van gemiddeld 5.5 voor de slacht, waardoor ze nét geen klinische verschijnselen van bloedarmoede vertonen *). Dat er welbewust sprake is van een laag gehalte aan rode bloedcellen – het vlees is niet voor niets lichter van kleur – moge duidelijk zijn. Wij sluiten ons daarom aan bij collega van Eerdenburg in Zembla: ook volgens ons is er wel degelijk sprake van lichte bloedarmoede. En wanneer we het analogieprincipe toepassen kunnen we aannemen dat blankvleeskalveren zich waarschijnlijk zwak en niet lekker voelen.
Rol van de dierenarts De reactie van de KNMvD (beroepsvereniging van dierenartsen) op de aflevering van Zembla, waaraan nota bene een collega en hoogleraar dierenwelzijn van de faculteit diergeneeskunde dr. van Eerdenburg heeft meegewerkt, stelt ons zeer teleur. KNMvD stelt: “Feit is dat dankzij de kalverhouderij melkveehouders op een fatsoenlijke wijze hun overtollige dieren waardevol kunnen afzetten in een systeem waarin ook reststromen van de humane consumptie worden ingezet.” Dit is in onze ogen onjuist en niet alleen respectloos naar deze “overtollige” levende wezens met gevoel en emotie, maar ook naar de 4000 Nederlandse melkveehouders die door de import van al deze kalveren juist níet hun kalveren waardevol kunnen afzetten. Daarom trekken ze immers aan de bel.
Ook valt er wel wat af te dingen aan het ‘fatsoenlijk afzetten’ van de restkalveren. Vleeskalveren worden gehouden op betonnen of hardhouten roostervloeren, zonder zachte ligplek, zonder stro, zonder weidegang en met weinig bewegingsruimte. Deze wijze van houden past in feite niet bij runderen en het is de vraag of we dat als dierenarts fatsoenlijk moeten noemen.
Caring Vets is van mening dat dierenartsen moeten streven naar een optimale diergezondheid en een optimaal dierwelzijn, niet naar een optimale vleeskleur voor een exportproduct. Wij spreken ons daarom uit voor het houden van kalveren met toegang tot voldoende en geschikt ruwvoer, met mogelijkheid tot weidegang, bewegingsvrijheid, een zachte ligplaats en sociale contacten. Daarnaast pleiten wij ervoor onmiddellijk te stoppen met lange afstand transporten van deze kwetsbare jonge dieren. Het aantal kalveren dat uit Oost-Europa komt is de laatste jaren al afgenomen tot ongeveer 10 procent. Zij hebben dan een reis van meer dan 19 uur(!) achter de rug. De import van kalveren uit Ierland neemt toe, en ook die hebben een lange reis achter de rug.
Wat let ons dierenartsen om ons in ieder geval tegen deze verre transporten uit te spreken? Zo kunnen wij niet alleen de dieren helpen, maar ook de Nederlandse boer door hem of haar een duidelijk perspectief te bieden. Want er zijn al boeren die laten zien dat het kan, en zij verdienen dan ook een compliment. Zo laat kalverhouder Boon in Zembla zien dat hij als enige Nederlandse biologische kalverhouder zijn dieren in de wei kan laten lopen en in strohokken kan huisvesten. En sommige melkveehouderijen houden hun eigen stierkalveren op het eigen bedrijf om ze vet te mesten in een strostal en in de wei.
Boeren laten al zien dat het kan. Laten wij dierenartsen ze steunen in hun goede voorbeeld.