Nico schrijft een serie over oorlog. Dit is aflevering 18.
Hoe voorkom je dat goede rapporten onderin laden belanden? Dat er dus niks met de inhoud gebeurt. Ik weet het niet. Misschien moet je van tevoren afspreken dat het alleen zin heeft om er zo veel denkkracht, wetenschappelijke kennis en geld in te steken indien van tevoren wordt afgesproken wat er in de praktijk met – tenminste een deel van - de aanbevelingen gebeurt.
In deel 14 van mijn serie over de oorlog gaf ik aan terug te willen komen op het WRR-rapport ‘Nederland in een fragmenterende wereldorde’. Dit advies begint met een brief aan de minister-president die eindigt met de opmerking dat de raad graag de bevindingen van de ministerraad tegemoet ziet. Het zou mooi zijn als de aanbevelingen worden omgezet in concreet beleid van het nieuwe kabinet, maar kijkend naar de hoofdlijnen van de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB, lijkt de kans daarop niet groot.
Het WRR-rapport constateert dat de naoorlogse jaren in de afgelopen eeuw, die gunstig uitpakten voor Nederland, voorbij zijn, omdat er sprake is van een geopolitieke aardverschuiving. De wereldorde is aan het versplinteren en de oorlogen in Oekraïne en Israël/Gaza zijn daar uitingen van. ‘De grootste dreiging is een oorlog die Nederland direct raakt.’ Ging het aan het einde van de vorige eeuw vooral om de spanning tussen Amerika en Rusland, tegenwoordig acteren vijf grootmachten op het politieke toneel: VS, China, India, Rusland en de Europese Unie. De machtsuitoefening vindt bovendien meer op nieuwe terreinen plaats, zoals de zee, de ruimte en de polen. Verder wordt de geopolitieke macht nu uitgeoefend via onder andere 5G-netwerken, biotechnologie, informatiekanalen en door migratie in te zetten als een wapen. Hackers leggen vitale delen van de samenleving plat en ook desinformatie wordt bij oorlogen en conflicten gebruikt om de tegenstander te bestrijden. Tenslotte baseren politici en landen zich tegenwoordig meer op een revisionistisch wereldbeeld en postkoloniale denkbeelden. Tot zover de verkorte weergave in mijn woorden van het beeld dat het WRR-rapport 109 schetst.
De gesignaleerde fragmentering van de wereldorde dwingt volgens de WRR-deskundigen voor Europa en Nederland tot een heroriëntatie. Nederland zal, aldus de WRR, steeds vaker voor moeilijke keuzes komen te staan.
Het WRR-advies beschrijft de kernbelangen voor de Nederlandse buitenlandse politiek: 1) Streven naar nationale veiligheid en vreedzame internationale verhoudingen; 2) Streven naar een sterke economische positie en 3) Streven naar een betekenisvolle internationale rechtsorde. Dit blijft een constante in het Nederlandse buitenlandbeleid. Het rapport heeft het liever over de 3 W’s, te weten: weerbaarheid (veiligheid en paraatheid); waarden (als democratie en mensenrechten) en welvaart (zoals verdienvermogen en open markten). De WRR verwacht dat zich in die driehoek vaker spanningen zullen voor doen.
In het kader van de bepleite heroriëntatie komt het WRR-rapport met drie centrale aanbevelingen:
Op pagina 18 tot en met 21 van het rapport worden die aanbevelingen voorzien van praktische voorstellen. Stuk voor stuk keurige ideeën waar weinig tegen in te brengen valt. Ook ik kan deze aanbevelingen onderschrijven, maar ik vind ze ook heel veilig en voorzichtig. Dat zie je te vaak bij wetenschappelijke adviezen. Rake analyses, maar niet het lef om harde conclusies te trekken. Of de adviseurs komen met scenario’s waaruit politici mogen kiezen. Uit angst wellicht om nieuwe opdrachten mis te lopen?
Het aardigste idee vind ik de suggestie om een liga van kleine pioniers te vormen. Met landen als Zuid-Korea, Singapore, Oman, Chili, Costa Rica, Botswana, Tunesië, Nieuw-Zeeland, en, in Europa, de Scandinavische landen, de Baltische staten en Zwitserland. Daarbij gaat het volgens de WRR om landen met open economieën en vergelijkbare posities. Maar als je het mij vraagt heeft zo’n idee vooral zin als die liga gezamenlijk een vuist maakt tegen het oorlogsgeweld en kiest voor neutraliteit, het spelen van een actieve rol bij vredesonderhandelingen en het afwijzen van productie van en handel in wapens. Anders stellen die aanbevelingen maar weinig voor. Ik pleit dus voor een vredesliga.
Als journalist en adviseur namens meerdere ngo’s heb ik de versplintering van de wereldorde, die het rapport goed beschrijft, de achterliggende jaren aan den lijve ondervonden. In andere delen van de wereld, maar ook op buurtniveau in Rotterdam. Bij geopolitiek draait het om aardrijkskunde en staatskunde. Daarmee werd ik geconfronteerd in landen als Bangladesh, Benin, het Midden-Oosten, de Balkan en Suriname. Elders in de wereld was ik mij bewust van mijn bevoorrechte positie als Nederlander. Ik ondervond de afwezigheid van democratie en mensenrechten en ervoer hoe men reageerde op het koloniale verleden. Ik ontpopte mij ook tot een bewuste wereldburger, die in multilaterale zin behoorlijk actief was.
En in de Rotterdamse probleemgebieden merkte ik hoe groot de afstand is tussen de macht van het stadhuis en de werkelijkheid op straat. Bij Wij Delfshaven, een beweging die op komt voor de buurtbewoners, zeiden we: ‘Politiek is te belangrijk om alleen aan politici over te laten.’ Omdat de politiek veel te weinig doet met de kennis kwaliteit van veel burgers.
Als NGO-er of stadmaker ben je eigenlijk een ambtenaar in de frontlinie. Om de kolen uit het vuur te halen. Wat dat betreft beschouw ik het WRR-rapport eerder als een verlate oproep om een inhaalslag te maken dan dat de inhoud me echt verraste.
Volgende keer: Tijd voor een tussenbalans.