De documentaire 'Wit is ook een kleur' roept zoveel ongemak op dat critici zich in allerlei bochten wringen om deze te diskwalificeren. Dat belet hen om de kern te begrijpen.
De documentaire ‘Wit is ook een kleur’ van Sunny Bergman heeft, zoals verwacht, veel stof doen opwaaien. Het is dan ook een gedurfde documentaire die net als het baanbrekende boek ‘White innocence’ van emeritus hoogleraar Gloria Wekker gaat over onderwerpen als ‘wit privilege’, ‘witte onschuld’ en ‘witte superioriteit’ in de context van institutioneel racisme in Nederland. Dat zijn onderwerpen die het gekoesterde nationale zelfbeeld van een moreel superieure Nederlandse cultuur en samenleving krachtig ter discussie stellen en in het huidige cultureel conservatieve en etnocentrische Nederland van Rutte, Zijlstra en Schippers niet lekker liggen en als politiek incorrect gezien worden. Bij een aantal mensen roept de documentaire dan ook weerstand op. Zij trachten de documentaire onderuit te halen, vaak zonder de kern van de documentaire goed te hebben begrepen of te willen begrijpen. Daarbij wordt geregeld gefocust op de zogenaamde ‘poppentest’ die ook in de documentaire zit. Die wordt met drogredenen verdacht gemaakt. Dat was deze week bijvoorbeeld te lezen in de Volkskrant.
Zo stelt Joost Plomp in een ingezonden brief in de Volkskrant van 19 december dat dat experiment ‘rammelt’ (de redactie kopt zelfs dat het experiment ‘aan alle kanten rammelt’). Hij doet dat zonder overtuigend bewijs aan te dragen. Sociaal psycholoog Keyvan Shahbazi reageert op 20 december en laat zien dat de kritiek van Plomp ongegrond is en slechts gebaseerd op veronderstellingen. Het experiment is namelijk al vele malen gerepliceerd met vergelijkbare resultaten.
Plomp lijkt zelf ook niet achter zijn uitspraak te staan, zijn slotargument vloeit namelijk weer voort uit de aanname dat het experiment juist wel goed is uitgevoerd. Hij concludeert dat de vooroordelen die jonge kinderen tentoonspreiden in het experiment uiteindelijk worden gecorrigeerd door opvoeding en onderwijs. Dit aangezien het experiment niet met oudere kinderen en volwassenen kan worden uitgevoerd omdat die weten dat je geen onderscheid mag op basis van huidskleur. Plomps conclusie is onjuist. Het gaat erom dat oudere kinderen en volwassenen sociaal wenselijke antwoorden geven die in lijn zijn met het idee dat je in onze meritocratische samenleving ‘kleurenblind’ moet zijn. Dat betekent echter geenszins dat zij dan inderdaad geen vooroordelen over ras/etniciteit, cultuur en huidskleur hebben en daar in het dagelijks leven niet onbewust of bewust naar handelen, de sociaal wenselijke antwoorden verbloemen dit slechts. Dat wordt bijvoorbeeld onderstreept door het feit dat er op de arbeidsmarkt nog steeds sprake is van discriminatie op basis van etniciteit en huidskleur – vorige week nog eens bevestigd door het SCP.
Volkskrant-columnist Elma Drayer maakt het nog bonter in een interview in de Volkskrant van 20 december. Zij lijkt zich in haar kritiek op de documentaire vooral te laten leiden door haar persoonlijke afkeer van Bergman. In haar kruistocht tegen Bergman (en gelijkgestemde ‘activisten’) vergaloppeert Drayer zich op potsierlijke wijze. Ook zij richt zich op de poppentest. Volgens Drayer betreft dat een ‘laboratoriumsituatie’ en daarom vindt zij dat het ‘niet zoveel zegt over de echte wereld’. Met deze opmerking diskwalificeert zij al het wetenschappelijk onderzoek dat is gebaseerd op experimenten, aangezien het ‘laboratoriumsituaties’ betreft. Maar erger nog: Drayer vindt het feit dat de poppentest al vele malen is gerepliceerd met vergelijkbare resultaten niets waard en reduceert de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek zo tot bewijslast die net zo zwaar weegt als haar niet onderbouwde mening. Dat doet denken aan de mensen rondom Trump die wetenschappelijke feiten wegzetten als ‘ook maar meningen’.
De documentaire roept kennelijk al op voorhand zoveel ongemak op bij sommige critici dat zij zich in allerlei bochten wringen om deze te diskwalificeren. Dat belet hen om de kern daarvan te begrijpen. De focus op de validiteit van de door Bergman uitgevoerde poppentest doet welhaast vergeten dat het hier inderdaad om een documentaire gaat en niet om een wetenschappelijk onderzoek. Veel gedegen wetenschappelijk onderzoek, onder andere op basis van de poppentest, heeft al aangetoond dat jonge kinderen maar ook oudere individuen bepaalde vooroordelen ten aanzien van huidskleur hebben geïnternaliseerd en daarnaar handelen. Bergman gebruikt de poppentest om deze bevindingen te illustreren en over te brengen. Wat de documentaire duidelijk laat zien, is dat dit een onbewust proces is dat zowel witte als niet-witte personen betreft. Uiteindelijk wordt ‘witte Nederlandse cultuur’ als voortbrenger van dergelijke vooroordelen aangeklaagd, en niet de individuele witte Nederlander wiens denken en handelen daar onbewust door worden gestuurd.
De documentaire stelt dus geenszins dat ‘alle witte Nederlanders racisten zijn’, zoals sommige witte Nederlandse critici verongelijkt betogen. Witte Nederlanders hoeven zich dan ook niet persoonlijk aangevallen te voelen. Het is te hopen dat meer witte Nederlanders zich dit realiseren en daardoor open staan voor de inzichten die de documentaire aandraagt. Dat biedt hoop op brede bewustwording en erkenning van het probleem en uiteindelijk het gezamenlijk vinden van oplossingen hiervoor.