Door zelf de aandacht te pakken stuurt deze groep mannen de discussie in een bepaalde richting waardoor het debat incompleet blijft
Vrijdag 19 juni jongstleden werd er een protest over sociale veiligheid georganiseerd op de Universiteit van Amsterdam naar aanleiding van een artikel in NRC. Hierin werd seksueel overschrijdend gedrag van een docent Conservering en Restauratie van Cultureel Erfgoed geopenbaard, hij maakte namelijk opmerkingen over sperma en complimenteerde studentes met hun borsten.
In de dagen na het protest zijn er verschillende opiniestukken geweest om de gebeurtenissen te duiden. Zo maakte Sjoerd de Jong zich in NRC druk dat de naam van de docent te vinden was en stelde hoogleraar Han van der Maas in Universiteitskrant Folia dat het protest wel erg op een volksgericht tegen de desbetreffende docent leek.
Deze ‘adviesgevers’ en ‘opiniemakers’ hadden allemaal één ding gemeen: het waren stuk voor stuk witte heteroseksuele cis-gender mannen. Ook een jaar geleden domineerde deze groep de discussie al toen een hoogleraar Arbeidsrecht aan de UvA ook over de schreef ging. Het probleem is dat deze groep mannen zichzelf op één lijn met de daders zet door de discussie over sociale veiligheid te kapen. Door hun ‘momentje’ te pakken gebruiken ze namelijk dezelfde ongelijke structuren die seksueel overschrijdend gedrag mogelijk maken.
Zowel de daad van seksueel overschrijdend gedrag als de situatie later publiekelijk te gaan beschouwen ontneemt de slachtoffers hun autonomie. In die paar secondes waarin die docent namelijk stelt dat de studente mooie borsten heeft verliest ze haar autonomie en wordt ze gereduceerd tot haar uiterlijk. Zo’n opmerking wordt je namelijk voor de voeten gegooid en pas in de dagen na de schaamte en het ongemak komt naar boven wat je eigenlijk had willen zeggen.
In deze situatie is het slachtoffer dus degene waarover wordt gesproken en niet diegene die mag spreken. Wanneer Han van der Maas stelt dat het zo erg is voor de studentes maar dat ontslag voor de docent overdreven is, reduceert hij de ervaring van het slachtoffer tot een bijzin. De pijn en consequenties van grensoverschrijdend gedrag worden niet als wezenlijk deel meegenomen in de strafberechting. Wederom worden de slachtoffers gereduceerd tot diegenen waarover gesproken wordt en niet diegenen die mogen spreken.
Maar mogen witte heteroseksuele cis-gender mannen dan niets meer zeggen? Niet wanneer zij zelf impliciet onderdeel van het probleem zijn. De oorzaak van sociale onveiligheid ligt namelijk bij een onderliggende dynamiek die we in onze maatschappij eigen hebben gemaakt. Witte heteroseksuele cis-gender mannen zijn de norm en aan hun oordeel wordt een bepaalde waarde toegeschreven. Hierdoor vinden velen dat zij het recht hebben om te mogen oordelen over iedereen die van de norm afwijkt. Dit gebeurt zowel wanneer een man zegt tegen een vrouw dat haar borsten mooi in een jurkje uitkomen, als bij een opiniestuk waarin de schrijver stelt dat de dader toch echt anoniem had moeten blijven.
De persoon positioneert zichzelf in beide gevallen als de ‘objectieve verteller’ waardoor diegene de maatstaf wordt waaraan anderen zich in de situatie moeten meten. In het eerste geval claimt de persoon autoriteit op het gebied van het uiterlijk van het slachtoffer en in het tweede geval wordt geclaimd te weten hoe een situatie over seksueel grensoverschrijdend gedrag precies afgehandeld had moeten worden.
Wat er moet gebeuren is dat witte heteroseksuele cis-gender mannen, hoe pijnlijk het ook is om ruimte in te leveren, anderen aan het woord moeten laten. De emotie die structurele uitsluiting meebrengt en de consequenties voor de slachtoffers zijn namelijk een vitaal deel van de discussie. Wanneer je niet de micro-agressies van seksisme en racisme hebt ervaren en jezelf constant als objectief positioneert, snap je een groot deel van de discussie niet. Door zelf de aandacht te pakken stuurt deze groep mannen de discussie in een bepaalde richting waardoor het debat incompleet blijft.
Dit wordt misschien het best geïllustreerd door mijn eigen ervaring. Op het protest van 19 juni mocht ik, als transgender vrouw die studeert aan de UvA, mijn ervaringen delen omtrent sociale veiligheid. Deze verschillen van een docent die stelde dat ‘transgenders gewoon mannen zijn’ in een collegezaal van tweehonderd man tot een onderonsje met een andere docent waarin hij mij vertelde dat ik ‘goed gelukt’ ben en net op een ‘echte’ vrouw lijk.
Een van de desbetreffende docenten stond een paar dagen na het protest alweer met een opiniestuk in de krant waarin hij stelde dat seksueel grensoverschrijdend gedrag het effect was van het institutionele tekortkomen van de UvA. Geen zelfreflectie over zijn eigen macht en wat zijn woorden met mij deden, maar slechts een dictaat wat anderen beter hadden moeten doen.