Ook in het Verenigd Koninkrijk is de politiek als geheel zo ver naar rechts verschoven, dat een echt sociaal-democratisch programma nu wordt gezien als extreem
Met een forse meerderheid heeft Jeremy Corbyn dit weekend zijn uitdager Owen Smith verslagen tijdens de interne leiderschapsverkiezingen van de Labourpartij. Dit ondanks een bizarre haatcampagne die al meer dan een jaar aan de gang is, waarin het aan Tony Blair gelieerde partij-establishment werkelijk alles probeerde om de linkse politicus voortijdig te vloeren. Gesteund door de meerderheid van de grote Britse dagbladen en televisiezenders. Dat achter de winst van Corbyn een krachtige volksbeweging zit die geworteld is in een diepe behoefte aan een andere politiek, lijkt voor het journaille weinig relevant. Ook de Nederlandse media reageren uiterst mat op de winst van Corbyn en papegaaien de frames van diens tegenstanders vaak klakkeloos na.
Het belangrijkste argument dat vanuit de zijde van de Blairites en veel media wordt aangevoerd is dat Corbyn ‘onverkiesbaar’ zou zijn. Een vreemd argument voor iemand die in zijn eigen partij grandioos heeft gewonnen en tevens heeft gezorgd voor een enorme aanwas van nieuwe, vaak jonge, leden. Waar we in Nederland niet uitgepraat raken over de ‘kloof tussen burger en politiek’ lijkt in het Verenigd Koninkrijk de burger de politiek juist opnieuw te ontdekken. Het argument van ‘onverkiesbaarheid’ op basis van huidige peilingen is eveneens niet zo sterk, omdat we weten hoezeer dit soort peilingen kunnen veranderen. Dit is immers in de praktijk gebleken, zowel op links als op rechts. De opkomst van Fortuyn, of van Wilders, van Donald Trump en van Bernie Sanders in de Verenigde Staten, die allemaal zo ongeveer vanuit het niets grote verkiezingswinsten bleken te realiseren, zijn hiervan duidelijke voorbeelden. De grootste angst bij de bestaande elites – ook binnen Labour – lijkt daarom niet zozeer dat Corbyn onverkiesbaar zou zijn, maar dat hij juist wel eens zou kunnen winnen. Want ook als Corbyn de komende verkiezingen zou verliezen, dan heeft hij er nog voor gezorgd dat een jonge generatie in contact is gekomen met een schare aan linkse denkbeelden, een ontwikkeling die op de lange duur wel degelijk politiek resultaat kan opleveren.
Corbyn wil dan ook veel veranderen. Zijn programma breekt met het in Groot-Brittannië sinds Margaret Thatcher doorgevoerde neoliberale denken in de politiek. Volgens dat denken zijn markten heilig en democratisch gekozen regeringen hebben slechts een minimale speelruimte om in te grijpen in de economie. De nieuwe Labourleider is daarom voorstander van nationalisaties van bedrijven die een algemene nutsfunctie hebben, zoals de Britse spoorwegen en de energiebedrijven. Corbyn wil een einde maken aan het regime van soberheid (‘austerity’) dat heeft geleid tot het steeds verder uitkleden van de verzorgingsstaat. Hij wil kwetsbare mensen beter beschermen en dit doen door hogere belastingen te heffen voor veelverdieners en het hard aanpakken van belastingvermijders. Ook wil Corbyn investeren in een ‘People’s Quantitative Easing’ (PQE), een knipoog naar het beleid van Quantitive Easing van de Europese Unie die momenteel maandelijks miljarden euro’s investeert in het opkopen van staatsschulden bij banken om de economie te stimuleren (feitelijk een alternatieve manier om de geldpers aan te zetten). Bij PQE wordt die geldpers juist ingezet om te investeren in zaken die direct toegevoegde waarde hebben voor de bevolking (denk aan huizenbouw, transport, digitale projecten). De stimulering van de economie verloopt dan op een wijze waar de merendeel van de bevolking baat bij heeft, terwijl bij QE vooral die personen en instituties er van profiteren, die al ruim in het geld zitten.
Bij elkaar is zijn project dus links te noemen, links zoals Joop den Uyl links was, niet zijn nazaten in de huidige PvdA. Maar het is geen radicaal links project waarbij het het doel is om op revolutionaire wijze de dictatuur van het proletariaat uit te roepen. Toch is dat de suggestie die door sommige van zijn tegenstanders gewekt wordt. In werkelijkheid is het zo dat ook in het Verenigd Koninkrijk – net als in Nederland – de politiek als geheel zo ver naar rechts verschoven is, dat een echt sociaal-democratisch programma nu wordt gezien als extreem. Nu, inmiddels acht jaar na de val van Lehmann Brothers, beginnen er in steeds meer landen bewegingen te ontstaan waarin de neoliberale dogmatiek openlijk bekritiseerd wordt, vaak door jonge mensen die direct de gevolgen van dit beleid moeten ondergaan. Van de Amerikaanse aanhangers van Bernie Sanders, het Griekse Syriza en het Spaanse Podemos tot de Franse actievoerders van Nuit Debout: allen eisen fundamentele verandering. Corbyn en de beweging achter hem (Momentum) passen in dit rijtje. De filmmaker Ken Loach maakte opnamen van aantal plaatselijke bijeenkomsten van Corbyn met zijn aanhangers en dat geeft een goed beeld van zowel de hoop en het optimisme dat de partijleider oproept, als de pijn en de uitzichtloosheid die veel Britten in de praktijk vaak voelen. Toch blijven ook de Nederlandse media de bekende frames over Corbyn herhalen. Voor diens verkiezing schreef Patrick van IJzendoorn een lang stuk voor de Volkskrant waarin hij vooral veel aandacht besteedde aan alle negatieve frames van de tegenstanders van Corbyn, maar de voorstanders er karikaturaal (‘Corbynmania’, ‘ rode legers’, ‘ corbynista’s’ , ‘mensen die de socialist Worker lezen en zij die snapchatten’) vanaf kwamen. Geen woord over het instrumentarium aan pesterijen waarmee het Labour-establishment probeerde de aanhang van Corbyn de mond te snoeren. Geen woord over de extreme mate waarin veel media de tegenstanders van Corbyn aan het woord lieten ten opzichte van hem zelf of zijn voorstanders. Correspondent Tim de Wit van de NOS en Trouw bestond het om in een tweet openlijk te speculeren over Corbyns verlies in de komende verkiezingen, en bekrachtigde zo het idee van ‘onverkiesbaarheid’. Je zou bijna gaan denken dat het om een grote samenzwering zou gaan. Maar dat denk ik niet. Ik vermoed dat veel journalisten zijn gevormd in de jaren tussen 1989 en 2008, het hoogtijdperk van het neoliberalisme. Een tijd waarin men geloofde – in de woorden van Thatcher – dat er geen alternatief zou zijn voor deze vorm van kapitalisme. Een periode waarin de voltallige politiek steeds meer naar rechts dreef en dat de enige ‘linkse’ overwinningen kwamen van naar het centrum afgedreven sociaaldemocraten, die zich keurig binnen de lijntjes van het dominante marktdenken bewogen. Mensen, ook journalisten, vallen in hun afwegingen vaak terug op wat ze in hun leven hebben meegemaakt. Dat iemand zo links als Corbyn ooit een verkiezing zou kunnen winnen is voor hen onvoorstelbaar. Maar Brexit was voor velen evenmin voorstelbaar. De tijden zijn aan het veranderen, het wordt tijd dat de journalistiek ook aanhaakt.