© cc-foto: Will C. Fry
Liz Truss gooit hoge ogen om de volgende premier van Groot-Brittannië te worden. Truss is conservatief en naar het schijnt behoorlijk orthodox, maar ze is wel een vrouw. Het Verenigd Koninkrijk zou met haar al de derde vrouwelijke premier krijgen, want Margaret Thatcher en Theresa May vervulden de functie eerder. Ook Duitsland heeft al eens een vrouwelijke regeringsleider gehad, net als België, Denemarken en tal van andere landen. En de voorzitter van de Europese Commissie is een vrouw.
Dat Nederland op afzienbare termijn een vrouwelijke minister-president krijgt blijft evenwel tamelijk onwaarschijnlijk. De op papier belangrijkste kandidaten om Mark Rutte op te volgen zijn weliswaar vrouwen – Sophie Hermans en Dilan Yesligöz – maar zij gelden niet als zeer kansrijk. Rutte maakt trouwens allerminst aanstalten om snel te vertrekken. Daarbij is het nog afwachten of de liberalen er opnieuw in zullen slagen de grootste partij van Nederland te worden, zeker als Rutte niet langer hun lijsttrekker is.
Ook bij de andere partijen zie ik niet één, twee, drie een vrouwelijke premierskandidaat opstaan. De SP en de Partij voor de Dieren hebben dan wel een vrouwelijke leider, maar hun vooruitzicht op het Catshuis is zo goed als nul. Het zijn allebei verstokte oppositiepartijen, zonder de minste neiging tot het sluiten van compromissen.
D66 heeft de neiging wel, zo hebben de democraten inmiddels volop bewezen. Die partij wordt eveneens door een vrouw geleid; een vrouw die nota bene van ‘nieuw leiderschap’ haar verkiezingsthema heeft gemaakt. Niettemin, als je mag afgaan op de opiniepeilingen is het premierschap voor Sigrid Kaag niet weggelegd. Haar partij is – in ieder geval virtueel – op geen stukken na de grootste, iets wat de laatste veertig jaar toch min of meer als voorwaarde geldt om de baas van het kabinet te mogen leveren.
Mogelijk weet de PvdA de hoogste positie wel te verwerven, als de krachtenbundeling met GroenLinks tenminste doorgaat. Toch blijft het zeer de vraag of die fusiepartij een vrouwelijke chef krijgt. De meest genoemde namen – Frans Timmermans, Ahmed Aboutaleb, Jesse Klaver – zijn die van een man. Dat Marjolein Moorman lijsttrekker wordt mag dan niet helemaal ondenkbaar zijn, erg plausibel lijkt het mij eerlijk gezegd niet.
Nederland kent wel al tamelijk veel vrouwelijke ministers, staatssecretarissen en Kamerleden, maar een premier van het vrouwelijk geslacht is net even iets anders. Terwijl het land – net als alle andere landen – toch voor de helft uit vrouwen bestaat. Ietsje meer zelfs.
Hoe komt het eigenlijk dat vrouwen hier niet tot de allerhoogste positie weten door te stoten? Je kunt daar lang over theoretiseren, maar een duidelijke verklaring is er volgens mij niet. Zouden vooroordelen en het glazen plafond hier een hardnekkiger bestaan leiden dan elders? Ik denk eerder dat het toeval een grote rol speelt.
De situatie heeft trouwens ook voordelen. Wíj kunnen tenminste nog de illusie koesteren dat alles héél anders zal worden als het kabinet door een vrouw wordt voorgezeten. In het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en noem maar op is dat moment gepasseerd. Vroeg of laat komen ook wij vast een keer aan de beurt voor een vrouwelijke premier. Ik vrees alleen dat degene die dan aantreedt vooral verwantschap zal vertonen met Neelie Kroes of een vergelijkbare politica. Iemand die er vooral op uit is zich aan de top te handhaven en voor wie de waarheid alleen in tel is als dat toevallig zo uitkomt. Een vrouwelijke Rutte, zeg maar. Wie zit daar nu op te wachten?
cc-foto: Will C. Fry