Op feestjes of recepties gaat het vaak over mensen van wie we denken dat ze het beter voor elkaar hebben dan wijzelf. Zowel aan de bovenkant van de markt, CEO’s die voor een paar uur werken tonnen verdienen, als aan de onderkant, bijstandstrekkers die te lui zijn om te werken, maar wel overal korting op krijgen en als het kan zwart bijklussen. En natuurlijk gaat het dan ook al gauw over buitenlanders en asielzoekers die hier naar toe komen om van onze welvaart te profiteren, en die onze woningen inpikken.
De laatste maanden heb ik aan autochtone blanke Nederlanders die ik tegenkom eens gevraagd wat zij voor de kost doen. Er zijn er die werkzaam zijn in de sector planning en financiële administratie, veel zitten in de sector marketing, pr en communicatie, ook verneem ik regelmatig dat mensen onderwijs geven of onderzoek doen, maar slechts een enkeling timmert, metselt, schildert, monteert, legt leidingen, haalt vuil op, of poetst in kantoren of bij particulieren.
Ik ken in mijn netwerk maar weinig mensen die echt iets tastbaars produceren, opruimen of repareren. Bijna iedereen is werkzaam in de dienstverlenende sector, meestal op zelfstandig of leidinggevend niveau. Maar als ik bij veehouders of tuinders op het erf kom, waar echt met de handen wordt gewerkt, kantelt het beeld. Hier zie ik vooral Zuid- of Oost-Europeanen sjouwen. Hetzelfde zie ik in de bouw, bij de vuilophaaldienst, in de keukens van cafetaria, bij grondwerk of werk aan het riool.
Met andere woorden, het zijn met name de buitenlanders waar velen op afgeven, die het werk doen waar wij onze neus voor ophalen. Zijn we hier allemaal blind voor, of is het gemakkelijk om over anderen te oordelen, zodat we niet naar onszelf hoeven kijken? Het zou mooi zijn als we onbevooroordeeld de realiteit tegemoet treden, zodat we waarderen wat anderen voor ons doen. Maar dan moeten we bereid zijn om uit de ons zo vertrouwde en veilige bubbel te komen, en dat is voor velen een brug te ver.