Research naar een, bij toeval ontdekt, strafdossier uit de Tweede Wereldoorlog bracht mij afgelopen week naar éen van de eerste openbare debatten over de aanstaande ‘nieuwe openheid’. Na de Tweede Wereldoorlog werden ruim 300.000 Nederlanders verdacht van éen of andere samenwerking met de bezetter en alle nu nog te nemen drempels en hordes bij het CABR (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) om die gegevens te mogen inzien zullen vanaf 1 Januari 2025 verleden tijd zijn.
Doelstelling is volledige ontsluiting van duizenden strafdossiers uit de periode 1940-1945, wat uiteraard stuit op vele ethische dilemma’s. Mijns inziens alleen al middels allerlei juridsche haken en ogen, denk daarbij aan privacy-wetgeving, een onhaalbare zaak maar ik ben benieuwd naar de stemming.
Debatpodium De Rode Hoed te Amsterdam geeft deze avond partijen de gelegenheid zaken nader toe te lichten vanuit verschillende perspectieven. Zo zijn uiteraard het NIOD (Instituut voor Oorlogs-,Holocaust en Genocidestudies) en Nationaal Archief vertegenwoodigt maar ook de Werkgroep Herkenning (een vrijwilligers-organisatie die hulp biedt aan tweede generatie-slachtoffers van hen die aan de zijde van de bezetter stonden) en ARQ Centrum ’45 (kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld).
De verwachting is een discussie op het scherpst van de snede waarbij voor- en nadelen van de te ontsluiten gegevens ter tafel zullen komen. Ook ben ik geïnteresseerd welke (tegen-)argumenten partijen te berde zullen brengen, immers stof genoeg tot discussie. Dat valt tegen, er blijkt vreemd genoeg een opvallende consensus tussen alle partijen waardoor een echte discussie überhaupt niet op gang komt. Het blijft vooral bij het toelichten van de vóórdelen voor nabestaanden, tweede en derde generatie getraumatiseerden én het belang voor de Vaderlandse geschiedschrijving.
Er vallen grotere verbanden en netwerken te ontdekken, er dient nog veel onderzocht en dat wordt zo aanzienlijk vergemakkelijkt. Dat klinkt plausibel maar neemt de vele mitsen, maren en misschienen niet weg. integendeel. Het lijkt er op dat deze wel erg korte-bochtuiteenzetting vooral is bedoeld om ons een beetje te masseren richting januari 2025 en dat wij ons vooral geen zorgen moeten maken.
Annie M. G. Schmidt klinkt door mijn hoofd: ..We hebben toch de waterlinie en de kazemat en het leger op de fiets…niemand die ons iets maakt, niets dat ons raakt. Ga maar rustig slapen, de regering waakt. Dat soort paternalisme lijkt mij in een gedigitaliseerde maatschappij onwerkelijker dan ooit. Toch gelooft de woordvoerder van initiatiefnemer Netwerk oorlogsbronnen, mevrouw Huitsing heilig in de nieuwe openheid. Kennis is macht? Zij ziet alleen maar voordelen en nadere duiding van begrippen zal het voor iedereen allemaal heel inzichtelijk maken. Moeilijke begrippen worden straks met één muisklik ook voor leken begrijpelijk.
Maar hoe zit dan dan met de interpretatie van stukken en de benodigde historische (voor-) kennis? Historici zullen toch achter de oren krabben bij dit schijnbaar reeds genomen besluit. Ook wordt er gestipuleerd dat álle documenten zullen worden gedigitaliseerd, van het kleinste kattebelletje tot en met het meest uitgebreide proces verbaal. Maar daarna volgt dan toch een kanttekening. Weliswaar zal alles worden ingescand echter níet alles zal on-line verschijnen. Een werkgroep waarin wederom vertegenwoordigt, slachtoffers, instituten en belangengroeperingen zullen de ethische discussie voeren over ‘wat wel en wat niet..’. Mevrouw Huitsing illustreert dit met een theoretisch geval waarbij iemand bijvoorbeeld zou kunnen aangeven dat heel persoonlijke dagboekaantekeningen pas na haar dood vrij kunnen worden gegeven. Een curieus ‘mitsje’ dus dat haaks staat op de bezongen Vrijheid Blijheid van totale opening van zaken, wat mij betreft de kern van de discussie.
Bij het uiteraard geopperde 'mogelijk misbruik maken van gegevens', merkt de Rijksarchivaris en algemeen directeur van het Nationaal Archief mevrouw Doek laconiek op dat slechtwillenden altijd wel aan die info kunnen komen. Een waarheid als een koe natuurlijk maar in dit geval een olifant van een dooddoener.
De voorzitter van de Werkgroep Herkenning, de heer Saris, zowel als de vertegenwoordiger van ARQ, klinisch psychologe mevrouw Schelfhout, juichen de openheid zonder enige behoudens toe. In haar betoog benadrukt de psychologe nota bene het belang van de hulp aan de door ‘intergenerationele gevolgen van oorlog en geweld’ getekenden. Vanwaar dan toch onvoorwaardelijk voorstander van informatie die de getraumatiseerden wellicht meer kwaad dan goed doet? De avond roept meer vragen dan antwoorden op.
Nu, in 2023, zijn de archieven van het CABR (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) beperkt toegangelijk met zeer beperkende voorwaarden als: De dossiers die u gaat inzien zijn beperkt openbaar vanwege de privacybescherming. U mag daarom geen foto’s of kopieën maken. U kunt wel aantekeningen maken op een laptop, tablet of met potlood en papier. Pennen zijn niet toegestaan in de studiezaal. Aangaande privacy: Namen van anderen uit uw dossiers mag u niet delen, tenzij de personen aantoonbaar zijn overleden. Nog levende personen mag u niet benaderen met de informatie die u heeft aangetroffen.
Ook het ‘veranderen van de volgorde van stukken’ in de dossiers is verboden. Al deze maatregelen zouden per 2025 het raam uit gaan? Wellicht is de wens de vader achter deze utopische gedachte.