Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Werknemer is de pineut met het Pensioenakkoord

  •  
10-05-2022
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
2669 keer bekeken
  •  
pensioengeld

© cc-foto: stevepb

Het Nederlandse pensioensysteem draagt bij aan chronische onderbesteding, langdurige economische stagnatie en onnodige overschotten op de lopende rekening, en maakt de macro-economie kwetsbaar voor schokken op de financiële markt.

Op 30 maart jongstleden heeft het kabinet het wetsvoorstel Wet toekomst pensioen, het belangrijkste onderdeel van het Pensioenakkoord, naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze wet, die op 1 januari 2023 in werking moet treden, beoogt ons pensioenstelsel toekomstbestendig te maken. In de praktijk betekent dit een onzeker pensioen voor werknemers. Er is echter een beter en betaalbaar alternatief: een zeker en geïndexeerd werknemerspensioen dat wordt gefinancierd op basis van het omslagstelsel.

Het systeem van kapitaaldekking ter financiering van het werknemerspensioen heeft Nederland wereldkampioen sparen gemaakt. En daar hoeven we niet trots op te zijn. Pensioenfondsen beheren bijna 2000 miljard euro aan vermogen en daarvan is 85% in het buitenland belegd. Het Nederlandse pensioensysteem draagt op deze wijze bij aan chronische onderbesteding, langdurige economische stagnatie en onnodige overschotten op de lopende rekening, en maakt de macro-economie kwetsbaar voor schokken op de financiële markt. Dit kwam op pijnlijke wijze aan het licht tijdens de kredietcrisis van 2008.

Om de door die crisis geslonken dekkingsgraden op peil te brengen verhoogden pensioenfondsen de pensioenpremies. Bovendien stopten ze met indexaties en kortten in sommige gevallen zelfs het pensioen. Omdat de wettelijk voorgeschreven rekenrente maar bleef dalen lukte het pensioenfondsen maar niet om de dekkingsgraden, ondanks de forse toename van het belegde vermogen, op het gewenste niveau te krijgen. En je kan de pensioenpremies niet oneindig blijven verhogen. Daarom is er in de Wet toekomst pensioen voor gekozen om het zekere collectieve pensioen te vervangen door een onzeker individueel beleggingspensioen in combinatie met een begrenzing van de pensioenpremies tot een maximum percentage van het loon. Het systeem van kapitaaldekking blijft in stand.

Je kunt je overigens afvragen of pensioenfondsen zich met de wettelijk voorgeschreven ‘risicovrije’ rekenrente niet te arm rekenen. Die lage rekenrente getuigt van weinig vertrouwen in het systeem van kapitaaldekking. Immers, dat systeem staat of valt met het behalen van rendementen. Een hogere rekenrente gebaseerd op verwachte rendementen is daarom goed verdedigbaar. Daarmee zou de noodzaak van een stelselwijziging minder urgent zijn.

In tegenstelling tot kapitaaldekking gaat in een omslagstelsel het geld rechtstreeks - zonder tussenkomst van financiële markten - van de premiebetalers naar de gepensioneerden. Daarom is omslag eenvoudig en goedkoop in de uitvoering. In zijn boek Waar blijft mijn pensioen? Hoe ons pensioenstelsel uw pensioen ondermijnt uit 2019 rekent econoom Martin ten Cate voor dat we met een omslagstelsel in de tweede pijler met gemak een vast en geïndexeerd pensioen kunnen financieren van 70% van het inkomen. De ‘vergrijzingshobbel’ tussen 2030 en 2055, in die periode zijn er weinig werkenden vergeleken met het aantal gepensioneerden, kunnen we makkelijk nemen door slechts 10% aan het reeds belegde vermogen van pensioenfondsen te onttrekken. De pensioenpremies hoeven dan niet omhoog. Ten Cate toont dit aan met behulp van demografische projecties van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vervolgens kunnen we met de overtollige 90% van de pensioenpot ‘leuke dingen’ doen, zowel voor linkse als rechtse mensen. Bij de instinctief tot spaarzaamheid geneigde Nederlander kan dit verhaal contra-intuïtieve emoties oproepen. In het pensioendebat moeten we ons echter door de rede laten leiden. En de cijfers van Ten Cate kloppen als een bus.

Maar waarom heeft het kabinet het omslag-alternatief dan genegeerd? Vermoedelijk houdt dit verband met het verdienmodel van de pensioenfondsensector en de vermogensbeheerders. De uitvoeringskosten van pensioenfondsen bereikten in 2020 met 10,3 mrd een historisch hoogtepunt, een stijging van 15% ten opzichte van het jaar daarvoor. Als percentage van de 40 mrd aan premies kwamen de uitvoeringskosten uit op ruim 25%, een kostenniveau dat associaties met een woekerpolis oproept. De oorzaak van de grote kostenstijging lag bij de vermogensbeheerkosten die opliepen van € 7,9 mrd tot € 9,3 mrd. Het grootste deel van deze stijging kwam voor rekening van prestatievergoedingen (bonussen) die stegen van € 2 mrd naar € 2,8 mrd. De jaarlijkse kosten voor de uitvoering van de AOW bedragen daarentegen € 138 mln tegenover € 41 mrd aan AOW-uitkeringen (2020). Gerelateerd aan de uitkeringen - pensioenfondsen keerden 34 mrd aan pensioen uit (2020) - zijn de uitvoeringskosten van kapitaaldekking het honderdvoudige van de AOW. één

De rol van de vakbonden, die zich achter het Pensioenakkoord hebben geschaard, is opmerkelijk. Die willen dus werknemers met een onzeker pensioen opzadelen terwijl er een beter alternatief is: een betaalbaar en meer zeker pensioen op basis van omslagfinanciering.

De laatste hoop is daarom gevestigd op ons parlement dat dit vermaledijde Pensioenakkoord van tafel moet vegen. Het spreekt toch immers voor zich dat onze volksvertegenwoordiging de belangen van miljoenen werknemers en gepensioneerden laat prevaleren boven die van een handjevol grootverdieners in de pensioenfondsen- en vermogensbeheerindustrie?

Deze opinie is verkorte versie van een eerder verschenen artikel in S&D, het tijdschrift van de Wiardi Beckman Stichting.

cc-foto: stevepb

Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.