Tijd voor wat echte inhoud rondom die bestaanszekerheid, waar men tijdens de verkiezingscampagne de mond vol van had.
Vandaag, op donderdag 15 februari spreekt de Tweede Kamer over het ‘Verdienvermogen van Nederland’. FNV betreurt het eenzijdige en daarmee onjuiste perspectief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat op dit verdienvermogen. Als zij zegt dat het geld in Nederland verdiend wordt door bedrijven, dan lijkt zij uitsluitend de ondernemers en investeerders in bedrijven te bedoelen en níet de mensen die met hun kennis en vaardigheden deze bedrijven groot hebben gemaakt, samen het werk in de bedrijven doen en daar het geld verdienen.
Zo schrijft de minister de Kamer op 19 januari jl.: “Het zijn de ondernemers – van groot tot klein en van multinationals tot startups – die onze welvaart mogelijk maken. Bedrijven zorgen voor meer dan twee derde van de banen in Nederland, dragen bij aan de financiering van onze publieke voorzieningen zoals zorg en het onderwijs, en zorgen er ook voor dat ons eten in de supermarkt ligt.” Zo zit het natuurlijk niet. Het zijn de medewerkers die deze banen vervullen en samen de bedrijven vormen; alle goederen en diensten van deze bedrijven produceren, én zo de lonen, de winsten en alle belastinginkomsten.
FNV vraagt daarom aandacht voor het perspectief van de werkvloer en van de hele samenleving. Tijd voor wat echte inhoud rondom die bestaanszekerheid, waar men tijdens de verkiezingscampagne de mond vol van had.
Eerlijker verdelen van de welvaart
Het verdienvermogen wordt in de Nederlandse discussie vaak eenzijdig gekoppeld aan hoe goed bedrijven in staat zijn om winst te maken. Dit is een te beperkte benadering en leidt bovendien tot graaiflatie, want inmiddels wordt herhaaldelijk met onderzoeken aangetoond dat de inflatie voornamelijk kwam door de winsten die bedrijven opschroefden.
Daarnaast is Nederland een enorm rijk land waar de arbeidsproductiviteit zeer hoog is, maar lang niet alle werkenden profiteren hiervan. Dát moet de kern zijn van het debat over het Nederlandse verdienvermogen. Per gewerkt uur heeft Nederland een BBP dat vergelijkbaar is aan dat in de VS, bijna 20% hoger dan gemiddeld in andere eurolanden, en bijna 23% hoger is dan het EU-gemiddelde. Per inwoner doet Nederland het nog beter met een BBP per hoofd dat ruim boven dat van onze buurlanden ligt en ruim 30% boven het EU-gemiddelde. Daarbij ligt de jaarlijkse groei van de productiviteit per gewerkt uur wel wat lager dan in enkele andere landen met een vergelijkbaar hoge productiviteit. Dit zou kunnen worden geweten aan onze economische structuur, onze flexibele arbeidsmarkt met veel ZZP’ers, mogelijk aan een lage loongroei en aan het lage niveau van publieke investeringen in R&D.
De kern van het probleem is dat veel van het verdiende vermogen niet terecht komt bij de werkende mens die zijn vermogen heeft ingezet om deze welvaart te produceren. Want is het niet een beetje vreemd dat in een land met een BBP per inwoner van ruim 54 duizend euro per persoon, dus ruim 2 ton voor een gezin met 2 kinderen, een modaal huishoudinkomen slechts 40 duizend euro bedraagt? Nederland is steeds rijker, maar de Nederlander is dat niet. Laten we het daarom hebben over het verdienvermogen van Nederlandse huishoudens.
Arbeidsmarktkrapte
Ook moeten we het hebben over krapte. Werkgevers beweren veelal dat het grote probleem stokkende investeringen zijn, maar geld om te investeren hebben de bedrijven in Nederland plenty. Wat we niet meer onbeperkt hebben zijn werknemers. De echte schaarste zit daar. We zullen dus erg goed na moeten denken hoe we omgaan met onze schaarse arbeid.
Dat moet anders dan in het verleden. De afgelopen decennia hebben bedrijven vooral groei gerealiseerd in laag productieve sectoren, zoals de uitzendbranche, waar de lonen verre van riant zijn. Dit kan goed verdienen zijn voor ondernemers, maar draagt weinig bij aan de welvaart van werknemers en weinig aan het collectieve verdienvermogen. Dat terwijl er krapte is in sectoren waar hogere lonen worden betaald. Een oplossing is dat we het moeten hebben over hoe we bedrijven kunnen bewegen werknemers in te zetten waar hun productiviteit het hoogst is en waar de lonen een eerlijke weerspiegeling zijn van wat er aan werknemers wordt verdiend.
Tot slot
Werkenden zijn de kern van het verdienvermogen van Nederland. Zij zorgen ervoor dat bedrijven kunnen produceren; het gaat om hun kennis en kunde. Samen met een goed functionerende overheid vormen zij de basis voor een florerende samenleving. Die samenleving dient dan ook te delen in de welvaart. Dan heeft de werkende geld om uit te geven bij de bakker op de hoek, en heeft de overheid geld om te investeren in onderwijs, R&D en andere noodzakelijke maatschappelijke diensten.
FNV dringt er daarom met klem bij de Tweede Kamer op aan dat zij bij het onderwerp ‘verdienvermogen’ verder kijkt dan alleen naar het verdienvermogen vanuit het perspectief van bedrijven en hun aandeelhouders. Voor het collectieve verdienvermogen van Nederland zijn ook het verdienvermogen van onze huishoudens en van onze overheid als publieke investeerder cruciaal.