Welke bezuinigingen? Welke structurele hervormingen?
• 19-03-2012
• leestijd 5 minuten
De financiële markten zijn verworden tot waterhoofden, de verbinding met
de reële economie raakt zoek, er is sprake van voortdurende
instabiliteit
Co-auteur: John Huige
Alom zingt het koor: Bezuinigen moet! Hervormen moet! De Pavlov reacties zijn voorspelbaar. We voldoen niet aan de EU norm dat het begrotingstekort niet meer mag bedragen dan 3 procent, en dus gaan we door met bezuinigen zoals we al dertig jaar doen.
‘Slim bezuinigen’
Lang leek het erop dat men de economische leerboeken helemaal kwijt was. Het hoofdstuk over anticyclisch beleid werd, op een enkele verweesde Keynesiaan na, niet meer gebruikt. En dus had men lang niet in de gaten dat vraaguitval groei kan kosten. Sinds kort is men zich daar weer van bewust geworden, althans een beetje, nu luidt het motto: ‘Slim bezuinigen’. Dat toont opnieuw aan dat in Brussel de neo-monetaristen het nog steeds voor het zeggen hebben.
Opvallend is dat het pleidooi van Barroso van 2010 onder de kop ‘Beyond GDP’ niet meer gehoord wordt. Hij stelde zich toen op het standpunt dat groei niet heilig moest zijn. Althans de groei van het nationaal product zoals dat gemeten wordt met de indicator Bruto Binnenlands Product – BBP, GDP in het Engels. Immers, er kleven flinke fouten aan de berekening van het BBP. Welvaart en welzijn zouden anders gemeten moeten worden, en wij zouden andere doeleinden (als verlaging van de ecologische voetafdruk) belangrijker moeten gaan vinden. Maar, het knopje is nog niet om. We zouden niet moeten sparen, maar juist meer moeten consumeren. Daar draait het in deze tijd om, dan zouden we wel uit de crisis komen.
‘Flexicurity’
En als het gaat om ‘structureel hervormen’, dan gaat het vooral om nieuwe regelingen voor werkloosheid en ontslag. Het moet allemaal worden ‘versoepeld’. De nieuwste mode is flexicurity. Inderdaad, op vele fronten wordt geflexibiliseerd. Tegen flexibilisering is geen bezwaar maar van security wordt weinig gehoord, zoals ook vanuit de vakbeweging opgemerkt wordt. Waar in deze vertogen alsmaar voor wordt gepleit, is dat wij ‘onze internationale concurrentiepositie’ moeten verbeteren. Maar ja, in alle landen wordt een dergelijk beleid gevoerd, overal wordt gewerkt aan betere concurrentiële voorwaarden. Dit heet een race to the bottom.
Democratisch tekort
In alle Europese overleggen en genomen maatregelen wordt allereerst gekeken naar de – mogelijke en feitelijke – reacties van ‘de markten’. Die houding tekent de gevolgen van de stelselmatige vermarkting van de Europese economie gedurende de laatste dertig jaar. Op allerlei fronten is geprivatiseerd, gedereguleerd, en is vrijhandel en marktwerking doorgevoerd. Beleidsmakers hebben zo een groot deel van de mogelijke beleidsterreinen uit handen gegeven. Daarmee is het democratisch tekort alsmaar toegenomen. Kalma noemt dit de trivialisering van de democratie (Volkskrant 03.03.12). Niet alleen wordt uit de leerboeken het hoofdstuk over anticyclisch beleid niet meer gelezen, evenmin dat wat handelt over structuurbeleid. Maatregelen tegen banken en andere financiële instellingen die aan de basis van deze crisis staan worden zelfs niet overwogen!
Dat heeft natuurlijk grote gevolgen voor mens en milieu. Op allerlei gebieden worden onze common goods (elektriciteit, gas, water, post, spoor, natuur, ziekenhuizen, verzekeringen etc. etc.) afgebroken. De ecologische voetafdruk is veel te hoog, daarmee wordt de aarde overbelast. De biodiversiteit blijft afnemen, de CO2 in de atmosfeer blijft toenemen. Nederland liep een tijdje voorop in milieubeleid, maar we bungelen nu in de meeste EU-lijstjes onderaan. Wereldwijd nemen armoede en ongelijkheid toe, sociale rechten staan onder druk. De financiële markten zijn verworden tot waterhoofden, de verbinding met de reële economie raakt zoek, er is sprake van voortdurende instabiliteit. En sociale spanningen en oorlogsdreigingen nemen toe, kunnen wij anders verwachten? Wat voor toekomstbeeld hebben de beleidsmakers eigenlijk nog voor ogen?
Alternatieve maatregelen
Natuurlijk kan het anders. Dat wordt zichtbaar als wij een andere bril opzetten, de bril van waar het eigenlijk om gaat in het leven, namelijk dat mens en natuur op een redelijk bestaansniveau kunnen blijven onder condities van evenwicht en duurzaamheid. Die zienswijze betekent bijvoorbeeld dat allereerst gekeken wordt naar de reële mogelijkheden van mens en natuur. De gemiddelde voetafdruk is in Nederland 2/3 te hoog, ons materieel verbruik moet dus met gemiddeld 2/3 omlaag. Deels kan dat door ontwikkeling van technologische mogelijkheden en door omvangrijke investeringen in bijvoorbeeld duurzame energie en openbaar vervoer. Dat kan de directe krimp die op veel terreinen ook nodig is compenseren. Investeringen in bedrijf- en woningisolatie, het ombouwen van leegstaande kantoren in woningen en creatieve centra levert onmiddellijk nieuwe werkgelegenheid op. Belastingheffing op goederen en grondstoffen in plaats van op arbeid heeft ook snel gevolgen voor een andere economie. Het bevorderen van regionale bedrijvigheid, stadslandbouw, regionale energieproductie en andere voorbeelden leidt niet alleen tot minder vervuiling en minder import van energie, maar ook tot meer sociale samenhang.
Sturende overheid
Dit alles veronderstelt een sturende overheid. Niet marktwerking staat voorop maar reële behoeften en mogelijkheden. We zijn niet tegen de markt maar er moet een nieuw evenwicht komen. Er zal een nieuw inkomens – en prijsbeleid komen. Dat zal gericht zijn, enerzijds op krimp van het materiële verbruik en op inkomensherverdeling, anderzijds op dusdanige prijscorrecties dat alle kosten van voortbrenging van goederen en diensten (ook de onbetaalde) in de prijzen verdisconteerd zijn. Bovendien zal een prijsbeleid gekoppeld aan subsidiebeleid bijdragen aan de heroriëntering van bestedingen. Een veel minder onevenwichtig inkomensbeleid zal belangrijk zijn bij de transitie naar een duurzame en solidaire economie. Inkomensafhankelijke regelingen voor de AOW, voor kinderbijslag kunnen daar onder meer aan bijdragen. Er zal een nieuw beleid van werkgelegenheid komen, dat afbraak en omvorming van bedrijfstakken mogelijk maakt met stimulering van arbeidsplaatsen in sectoren als de zorg en in de verduurzaming. Daarnaast worden programma’s ontwikkeld gericht op herverdeling van het werk. En het monetaire beleid heeft als belangrijkste doel de omvang en aanwending van de geldhoeveelheid in evenwicht te brengen en te houden met de reële sector. Naast een sturende overheid verwachten we veel van sturende burgers. Een actieve betrokkenheid van onderop is nodig en mogelijk. De omschakeling naar een oorlogseconomie in Engeland en in de Verenigde staten in de jaren 40 van de vorige eeuw kon in korte tijd gerealiseerd worden. Er is sprake van een even grote urgentie op dit moment.
Het zal niet gemakkelijk zijn maar het kan én moet.
Op 23 maart organiseert het Platform Duurzame en Solidaire Economie in de Rode Hoed te Amsterdam de conferentie
‘Geld draait de wereld door’