Je hoeft geen pessimist te zijn om te zien dat de wereld in een neerwaartse spiraal verkeert. Terwijl de klimaatcrisis almaar aanzwelt brengen kiezers politici als Wilders en Trump aan de macht die alle klimaatmaatregelen af willen schaffen. Tegen hun zondebokpolitiek lijkt geen kruid gewassen. Het is om gek van te worden. Zoekend naar een medicijn voor deze maatschappelijke ziekte las ik de afgelopen weken drie boeken, die ieder op hun manier inzichten en uitwegen bieden. Valt daar een oplossing uit te halen? Het is vanzelfsprekend een hopeloze klus maar ik ben er toch maar aan begonnen.
Hopeloos is helaas ook de term die het gevoel van deze tijd goed weergeeft. De media zijn weliswaar al jaren geobsedeerd door de 'bezorgde burger' maar om mij heen, en verder ook overal, zie ik een nieuw fenomeen ontstaan: de wanhopige burger. Ik reken mezelf daar inmiddels ook toe. De wanhopige burger ziet dat het misgaat en heeft geen idee hoe het tij nog gekeerd kan worden. Dat klinkt dramatisch maar omdat ik een positief mens, heb ik ook goed nieuws: in die wanhoop schuilt onze redding.
In Hyperpolitiek, een opvallend dun boek voor een immens probleem, legt de Belgische historicus Anton Jäger uit hoe we hier terecht zijn gekomen. Dat komt niet door Trump of Wilders, zij zijn er slechts de uitkomst van. In de voorbije decennia is in heel veel landen het weefsel van de samenleving stuk gemaakt. Vaste structuren zijn vernietigd doordat alles werd veranderd in een markt en de burgers werden omgevormd tot consumenten. Vroeger had alleen de bajes klanten, nu ziet de hele overheid gewoon iedereen als klant. En die verandering vertrok zich ook daarbuiten. Het zekerheidsideaal van de vaste baan verdween en maakte plaats voor het op korte termijn lucratieve zzp’erschap. Van zekere toekomst naar direct voordeel want lekker makkelijk.
Dat korte termijndenken zie je ook in de politiek optreden. Partijen komen razendsnel op, om vervolgens weer even snel te verdwijnen. En dat geldt zelfs voor de bewegingen die er tegen protesteren. Occupy was even populair tijdens de bankencrisis maar verdween te snel uit beeld om echte veranderingen te kunnen bewerkstelligen. Voor Black Lives Matter geldt min of meer hetzelfde.
Hyperpolitiek gedrag noemt Jäger het, een marktvariant van politiek waarbij de burger niet kiest maar shopt. De massapolitiek van de vorige eeuw, die zich meer richtte op de lange termijn en het collectief, is daar kansloos tegen. Technologie jaagt de ontwikkeling van het egoïsme nog eens aan. Wie nu gelijkgestemden zoekt, gaat niet meer naar bijeenkomsten maar stort zich op sociale media, een structuur die er voor zorgt dat vrijwel niemand nog echt met elkaar in contact komt. Met als resultaat een like-protest dat verder weinig consequenties heeft, om het maar even te simpel samen te vatten.
Dat groeiend individualisme veranderde alles, zoals het idee wat vrijheid inhoudt. Tot de jaren negentig was vrijheid nog een collectief bezit. Een gezamenlijk besef tegenover het verslagen fascisme en de communistische dictatuur van Rusland. Toen de Muur viel, verdween ook dat collectieve bewustzijn. Aangejaagd door de neoliberale ideologie werd vrijheid veranderd in louter iets individueels, ongeacht de gevolgen voor anderen. Met politieke inertie als resultaat. Jäger citeert de Franse filosoof Michel Clouscard die de jaren '90 aldus samenvatte: ‘Alles is toegestaan, maar niets is mogelijk.’
Die perfecte slogan sluit aan op hoe ik het probleem van links ben gaan zien: linkse mensen hebben nog wel idealen maar geloven daar zelf niet meer in. Ze zijn als de mensen die zeggen dat ze wel in een god geloven maar daar verder niks mee doen. Het is een vrijblijvende overtuiging, zonder consequenties. Dat klinkt misschien lekker maar daar kun je geen religie mee in stand houden, geen kerken mee bouwen.
Ik maak de vergelijking omdat idealisme een kwestie van geloven is. Als er geen groter geheel is waar het vorm in krijgt en gepraktiseerd wordt, is een ideaal niet meer dan een gedachte. Zoiets als de gemakzuchtige kerstgedachte 'vrede op aarde'. Wie vrede wil moet daar in werkelijkheid heel hard voor werken.
De grote maatschappelijke vooruitgang is tot stand gebracht dankzij het principe van de massa. Die werd bewust gemaakt, georganiseerd en gemobiliseerd. Maar massa is iets van de vorige eeuw. Niet alleen politiek maar in alle opzichten. Massacommunicatie, massaproductie, massawerkloosheid, zelfs massahysterie, het is verdwenen of wordt niet meer zo benoemd. Niemand wil nog deel uitmaken van een massa. Het ik-tijdperk is er voor in de plaats gekomen en dat lijkt nu op zijn laatste benen te lopen. Individualisme is een versleten idee. Er is behoefte aan een nieuw gevoel. Zie daar het succes van extreemrechts. Het oude liberalisme wordt weggedrukt door het zogeheten identitarisme dat etnisch nationalisme gebruikt, een soort terugvallen op de stammencultuur. Van Wilders tot Trump, allemaal drijven ze op dat gevoel.
De filosoof annex cabaretier Tim Fransen schetst in zijn boek In Onze Tijd helder wat hij het Calamiteitperk noemt, een woordspeling die meteen een goed voorbeeld is van het soort lichte humor waarmee hij de zware onderwerpen te lijf gaat. Hij fileert vakkundig het vooruitgangsoptimisme waar hij ooit zelf in geloofde. Het werd ook door links omarmd maar blijkt in de praktijk niet meer dan kapitalistisch wensdenken dat de planeet naar de verdoemenis helpt.
Het dappere van Fransen is dat hij niet zoals veel linkse critici alleen de problemen beschrijft maar ook zoekt naar een oplossing. Het boek ademt een manier van denken die je ook bij D66 terugvindt en dat bedoel ik beslist niet negatief. Volgens Fransen heeft de democratie zijn kracht verloren omdat kiezers zichzelf als consumenten zijn gaan gedragen. Ze willen dat aan hun persoonlijke wensen wordt voldaan en zien de overheid als een serviceverlener waar ze voor betalen. Dat lijkt een nieuwe ontwikkeling maar hij legt uit dat dat probleem zich al voordeed in het oude Griekenland, bakermat van de Westerse democratie. “In Athene bestond een duidelijke hiërarchie tussen het publieke leven en het privéleven. Een leven van betekenis leidde men eerst en vooral in het publieke domein. Daar zette men zich in voor het welzijn van de stadstaat, en dat was dan ook het domein waar als burger eer te behalen viel. De idiotès daarentegen was een privépersoon, iemand die geen publieke functie vervulde. Dit kreeg daardoor de bijbetekenis van een nutteloos, onwetend iemand. Kortom: een idioot.” Als je het gevoel hebt dat we in een wereld van idioten zijn beland, dan klopt dat dus en weet je meteen hoe dat komt.
Fransen ziet oplossingen in vernieuwing van de democratie, het instellen van burgerberaden bijvoorbeeld. Door loting gekozen burgers buigen zich daarbij over grote problemen. Ik heb wat twijfels of het echt werkt maar het sympathieke aan dat idee is dat de burger betrokken wordt, in plaats van dat de overheid als een automatiek wordt gezien waar je naar believen je wensen uit de muur kunt trekken zonder verder met iemand iets te maken te hebben.
Democratie houdt niet op bij de politieke instituten. Grote bedrijven zijn inmiddels machtiger dan overheden, die zou je ook moeten democratiseren, stelt Fransen. Alleen al om te zorgen dat niet louter de financiële belangen het beleid richting geven. Nu zijn het de aandelenkoersen die het lot van de wereld bepalen. Met desastreuze gevolgen. “Één ding is zeker: het huidige aandeelhouderskapitalisme is in het Calamiteitperk meer een gevaar dan een bondgenoot.”
Fransen is een filosoof en zoekt de oplossingen in het denken, in ideeën. Hij pleit voor een herwaardering van hoop als middel tegen cynisme en gemakzucht. Onder dat laatste verstaat hij ook het vooruitgangsgeloof dat ervan uitgaat dat alles vanzelf beter wordt. Hij stelt dat het tijd is voor “een nieuwe vorm van – collectieve – hoop; een vorm van hoop die voortkomt, niet uit het idee dat beschaving een vanzelfsprekendheid is, maar uit het besef hoe ontzettend kwetsbaar zij is, en die ons de opdracht geeft – en de wil – om ons erover te ontfermen”.
Het nadeel van hoop is, denk ik, dat het ook weer een zekere passiviteit uitlokt. Hopen dat het goed komt. Hope was de kreet van Obama en wellicht een van de redenen dat de Democraten er niet bovenop zijn gekomen. Als je mensen in actie wilt laten komen, heb je het tegenovergestelde nodig: wanhoop.
Die wanhoop vond ik in een ander boek, een Franstalige uitgave met de titel ‘Gelukkig zijn met minder?’ Het is een pamflet van nog geen 30 pagina’s waar je je compleet het leplazarus van schrikt. Corinne Morel Dalreux schetst hoe de wereld ten ondergaat aan consumentisme. En hoe dat gebaseerd is op een verheerlijking van rijkdom. Een goed voorbeeld daarvan zijn de zogeheten Veblen-goederen, vernoemd naar de econoom die het opmerkte. Het zijn goederen die begeerd worden, niet vanwege hun nut of kwaliteit maar omdat ze duur zijn, een bewijs van hoeveel geld je hebt. Maak ze goedkoop en niemand wil ze meer hebben. Denk bijvoorbeeld aan de rage van dure horloges die momenteel heerst in de mannenwereld.
Morel Dalreux maakt duidelijk dat de strijd om de redding van de planeet tegen de verheerlijking van exorbitante rijkdom gericht zal moeten zijn. De geldzucht is niet toevallig een Amerikaanse specialiteit die in de vorige eeuw over de hele wereld is geëxporteerd. Met rampzalige gevolgen. De rijkste 10 procent van de wereldbevolking veroorzaakt meer dan de helft van de uitstoot van broeikasgassen. De rijkaards maken zich ook geen zorgen om de ondergang van de planeet. Ze zijn immers gewend dat ze zich met hun geld overal uit kunnen kopen. Kijk naar Elon Musk, die openlijk droomt van een leven op Mars nadat hij de Aarde vernietigd heeft.
Morel Dalreux is een ecosocialiste, een term die in Nederland nog niet in gebruik is maar prima aansluit op bijvoorbeeld het verbond van PvdA en GroenLinks. De oude socialistische opdracht is het bestrijden van kapitalisten omdat ze de samenleving oneerlijk maken en dat blijkt prima te combineren met de ecologische redding van de planeet. Het is breder, een label als ecosocialisten is ook toepasbaar op - minstens een deel van - de Partij voor de Dieren. En het is tegenwoordig wat op de achtergrond geraakt maar de SP is ooit groot geworden als milieupartij.
Dat bestrijden van rijkdom, of liever gezegd het eerlijker verdelen van de middelen, is niet iets dat je met een paar spectaculaire acties voor elkaar krijgt. Het vereist om te beginnen bewustzijn. Dat klinkt als een open deur maar ik constateerde onlangs dat die deur ook bij mij klemt. Ik vertelde een jonge collega, niet bepaald een activiste, over iemand die zowel een huis heeft in Amsterdam als in Parijs en dat mij zoiets ook wel wat leek. Ze keek me aan met een afkeurende blik: “Twee huizen hebben? In deze tijd van woningnood? Ik vind dat niet kunnen.”
Haar reactie hield me nog lang bezig. Ik kan niet anders dan toegeven dat ze gelijk heeft. Rijkdom is geen verdienste, het is wat je anderen afhandig hebt gemaakt. Het probleem is dat je de middenklasse, die massaal op Wilders en Trump stemt, daarvan zal moeten zien te overtuigen. Dat lijkt me geen kwestie van een verkiezingscampagne maar een project van decennia.
Dit klinkt misschien allemaal als theoretische luchtfietserij maar ondertussen is er de gemakkelijke verleiding van radicaal rechts. Dat is een soort politiek pyramidespel, gebaseerd op leugens met beloftes die nooit waargemaakt kunnen worden. De geschiedenis leert dat dergelijke machthebbers naar ieder middel grijpen om te voorkomen dat ze ontmaskerd worden. Meestal eindigt het met oorlog, de perfecte bliksemafleider. De vraag is of een alternatief ideaal snel genoeg aan populariteit wint om dat dit keer te voorkomen. Het lijkt me niet voldoende om daar alleen maar op te hopen.