Marokkaanse Nederlanders leven niet meer in de jaren '80
Terug in de tijd reizen is een sciencefiction bezigheid die je alleen tegenkomt in boeken of films. Toch lees je soms een artikel dat je het gevoel geeft weer terug te zijn in de jaren ’80 en/of ’90. Zo’n artikel doet dan op de een of andere manier sterk denken aan de filmtrilogie ‘Back to the Future’ waarin het hoofdpersonage Marty McFly door middel van een tijdmachine terug gaat in de tijd. Af en toe heb je zelfs het geluk dat je binnen één week niet op één, maar twee artikelen getrakteerd wordt die zo’n ‘Back to the Future’-gevoel geven. En ja, afgelopen week was de jackpot gevallen!
Een korte samenvatting: Eerst was Renée de Zwart , werkzaam bij een Amsterdamse migrantenorganisatie, aan de beurt. Zij heeft voor Nederland een onheilspellende boodschap: het gaat niet goed met ‘Marokkaanse meisjes’ in Nederland. Zij leven in angst, tussen twee culturen en dreigen in isolement te raken. Het artikel is verder doordrenkt van achterhaalde ideeën en oriëntalisme die doen denken aan studies uit de jaren ’70 en ’80 over ‘Marokkanen’ in Nederland. Blijkbaar hebben meerdere mensen dat ondervonden. Zo stoorde Hasna El Maroudi zich aan het artikel en diende De Zwart van repliek. El Maroudi gaat zelfs een stap verder en pleit voor het dichtdraaien van geldkranen voor het soort migrantenorganisatie die tot het verleden zouden behoren.
Maar daar stopte het niet: Gert Jan Geling schreef een reactie -met ook een ‘Back to the Future’-gehalte- op El Maroudi. Daarin verweet hij haar, en andere hoogopgeleide Marokkaans-Nederlandse vrouwen, weg te kijken en problemen onder Marokkaans-Nederlandse meisjes te bagatelliseren. Oplossing volgens Geling: meer rolmodellen graag!
De legitieme stem De artikelen van De Zwart en Geling doen op verschillende manieren denken aan de jaren ’80 en ’90. Het begint al bij de wijze waarop zij legitimiteit claimen voor hun visies en daarmee ook bepalen welke stemmen legitiem zijn en welke niet. Zo wordt de stemloze en agency-loze Marokkaanse Nederlander weer geïntroduceerd in de artikelen van De Zwart en Geling. De toon luidt: zonder de blanke autochtone opbouwwerker/migrantenwerker aan zijn zijde zal de Marokkaanse Nederlander het echt niet redden in deze Nederlandse samenleving. De stemloze Marokkaanse Nederlander heeft de opbouwwerker/migrantenwerker nodig die zijn stem vertolkt. Kortom, net zoals in de jaren ’80 en ’90 wordt er liever OVER Marokkaanse Nederlanders gesproken in plaats van MET Marokkaanse Nederlanders.
Zelfs als de Marokkaanse Nederlander wel zijn stem wel laat horen –zoals de repliek van El Maroudi- dan wordt dat niet in dank afgenomen als het om een tegengeluid gaat. Al gauw wordt zo’n stem gediskwalificeerd en liever als een stemloze stem beschouwd. In het artikel van Geling – dat hij samen heeft geschreven met Fatima Akchar, een ‘expert’ waarmee hij legitimiteit claimt voor zijn relaas- is dat duidelijk te lezen. Daar wordt zelfs open en bloot een teleurstelling uitgesproken richting El Maroudi met een duidelijke hshouma ‘lik (vert. schaam je!) toon. Ook al is El Maroudi zelf een Marokkaans-Nederlandse vrouw; ze heeft het mis. Haar ervaringen doen er niet toe, haar stem telt niet mee en is van weinig waarde. Dat zou natuurlijk anders zijn geweest als zij de claims van De Zwart bevestigd en ondersteund had. Figuren zoals De Zwart beroepen zich op hun zogenaamde ‘expertise’ en jarenlange ervaringen in het veld. Die zouden zwaar wegen en hun claims legitimeren. Zij geven verder de indruk dat zij om die reden in staat zijn om de Marokkaans-Nederlandse stem te vertolken. Zelfs beter dan de Marokkaanse Nederlander zelf.
Culturisme De tijden zijn veranderd. De ‘Marokkaanse gemeenschap’ anno 2015 is ook veranderd. Marokkaanse Nederlanders leven niet meer in de jaren ’80. Het gaat dan flink wringen wanneer figuren zoals De Zwart en Geling nog steeds retoriek uit jaren ’80 en ’90 gebruiken om problemen onder Marokkaanse Nederlanders aan te kaarten. Dat leidt tot misplaatste ‘analyses’ en mogelijke oplossingen die uiteindelijk niet veel opleveren.
De jaren ’80 en ’90 retoriek bestaat uit het gebruik van een sterk generaliserende toon. Men schetst het beeld van culturele en religieuze collectieven die monolithisch en essentialistisch zijn. Diversiteit of dynamiek bestaan nauwelijks, individuen bestaan evenmin en laat staan dat die een stem hebben. Bovendien wordt vermeende problematiek vooral toegeschreven aan cultuur en migratie. Al het doen en laten van Marokkaanse Nederlanders wordt gereduceerd tot en verklaard met een stereotype beeld van ‘de Marokkaanse cultuur’. Deze essentialistische zienswijze domineerde in de jaren ’80 en ’90 in beleid, wetenschap en maatschappelijke discussies en ondanks kritische wetenschappelijke tegengeluiden bestaat het nog steeds.
Een dergelijke zienswijze gaat echter voorbij aan ontwikkelingen van de afgelopen decennia. Marokkaanse Nederlanders hebben zich langs sociaaleconomische, culturele en religieuze lijnen op verschillende manieren ontwikkeld. Hierdoor is het onrealistisch om te spreken van DE Marokkaanse Nederlander of DE Marokkaanse cultuur die dit of dat verklaart.
Marokkaanse Nederlanders worden gekenmerkt door diversiteit. Zo heb je geassimileerde seculiere Marokkaanse Nederlanders en daarnaast ook geassimileerde religieuze Marokkaanse Nederlanders. Verder worden religieuze en culturele identificaties gekenmerkt door diversiteit. Sterker nog, er is zelfs sprake van de ontwikkeling van verschillende sociaaleconomische klassen onder Marokkaanse Nederlanders. En ja, inderdaad: er zijn ook probleemgevallen en er is zich een onderklasse aan het ontwikkelen.
Met een jaren ’80 en ‘90 bril wordt de problematiek echter niet in het juiste perspectief geplaatst. Het hanteren van een essentialisch cultuurbeeld als verklaringsmechanisme, verhindert het formuleren van adequate oplossingen. Niet alleen omdat het niet realistisch is, maar omdat het juist onderdeel vormt van het probleem en dit versterkt. Een dergelijke zienswijze reproduceert en genereert namelijk alleen maar nog meer stereotype beelden. Men is dan gauw geneigd om de ‘Marokkaanse gemeenschap’ als een monolithisch blok te benaderen en de problematiek toe te schrijven aan de cultuur, het collectief, en de migratie. Dat is wat structureel terugkomt in het artikel van De Zwart en Geling.
Een gedifferentieerd beeld dat vanuit een soort klassenperspectief vertrekt, kan daarentegen juist dwarsverbanden tonen die tot een betere analyse kunnen leiden. Cultuur en religie determineren niet hoe mensen denken en handelen en een focus daarop zorgt ervoor dat we verschillen in sociaal en cultureel kapitaal niet zien. In mijn eigen onderzoek zie ik dat sommige Marokkaanse Nederlandse gezinnen met problemen meer op gezinnen uit de autochtone onderklasse lijken bijvoorbeeld als we kijken naar de mogelijkheden die ze hebben en realiseren om hun kinderen op school te ondersteunen. Het is dus aannemelijk dat klasse en het daarmee samenhangende sociale en culturele kapitaal een belangrijke rol spelen. Een vergelijking tussen verschillende onderklassen zal dus juist mechanismen kunnen blootleggen. Op basis daarvan kunnen we tot een betere oplossing of beter management van problemen kunnen leiden.
Het keurslijf van de rolmodellen Dat de jaren ’80 en ’90 bril niet werkt, zie je goed terug in het stuk van Geling. In zijn artikel leidt het zelfs tot een onlogica van jewelste. Samen met Akchar verwijt hij El Maroudi en andere succesvolle hoogopgeleide vrouwen dat ze wegkijken en problemen bagatelliseren. Ze zijn hun zusters die het moeilijk hebben vergeten en belangrijker: ze zijn vooral vergeten waar zij vandaan komen. Hun succes, mondigheid of hippe uiterlijk is slechts een façade. Als hoogopgeleide succesvolle Marokkaanse Nederlanders moeten ze namelijk wel een strijd hebben geleverd tegen hun patriarchale vader, ooms, broers. Dat kan niet anders, omdat ze nu eenmaal deel uitmaken van het Marokkaanse collectief dat nu eenmaal zo is. Wat bizar is, is de indirecte roep dat vanwege een tekort, succesvolle Marokkaans-Nederlandse vrouwen zich als rolmodel moeten opstellen en hun achtergestelde zusters moeten helpen zichzelf te bevrijden van de beklemmende cultuur, te emanciperen etc. Of met andere woorden: actief worden in de integratie/welzijnsindustrie en deze in stand houden.
En daar begint de onlogica en snijden de auteurs zich lelijk in hun vingers. Zo’n oproep leidt eerder tot een stagnatie van de emancipatie van de Marokkaans-Nederlandse vrouw in plaats van dat deze gestimuleerd wordt. Eindelijk zie je Marokkaans-Nederlandse vrouwen in verschillende sectoren waar hun Marokkaans-Nederlandse achtergrond er niet toe doet. Eindelijk zie je dat Marokkaans-Nederlandse vrouwen hun eigen leven leiden en dat ze precies hetgeen hebben bereikt waar De Zwart jarenlang voor heeft ploetert en gepleit. Maar dan is het ook weer niet goed, omdat ze te egoïstisch zouden zijn en hun achtergestelde zusters in de steek zouden laten. Volgens deze gedicteerde logica moet je als Marokkaanse Nederlandse hoe dan ook verbonden blijven met het Marokkaanse collectief en daarmee bezig zijn. De boodschap is dat je als Marokkaans-Nederlandse vrouwe wel mag emanciperen, actief en mondig mag zijn, maar dat de ‘expert’ daar de kaders en invulling voor bepaalt en de agency aanstuurt.
Kortom: Ja, problemen zijn er zeker weten. Men moet inderdaad niet wegkijken, maar wel de juiste bril gebruiken om te kijken. Dat is een 80s en 90s bril zeker niet. Daarom: weg ermee!