Zodra Bahram Sadeghi hoorde dat de moslimban voorlopig niet geldt, aarzelde hij niet en boekte direct een weekendje New York. Je weet immers maar nooit...
Eind vorige week werd bekend gemaakt dat mensen die uit ‘zeven islamitische landen’ komen, maar ook een paspoort uit een ander land hebben, weer in Amerika welkom zijn, mits ze bij de controle het ‘goede’ paspoort laten zien en niet het paspoort uit Iran, Irak, Libië, Syrië, Somalië, Soedan of Jemen. Toen ik dat hoorde besloot ik direct een vlucht naar New York te nemen, want je weet maar nooit. Straks draaien ze dit besluit ook terug en kom ik nooit meer de VS in. Op zich geen wereldramp, maar leuk is anders.
Zaterdag 4 februari Goede vriend Eric brengt me met de auto naar Schiphol. De grapjes zijn niet van de lucht: “Heb je wel genoeg T-shirts meegenomen, voor het geval dat ze je toch naar Guantánamo Bay brengen?” en: “Heb je genoeg eten bij je, mocht je een paar nachten op het vliegveld moeten doorbrengen?”
Controle van mijn handbagage gaat prima en ik kom bij de paspoortcontrole. – “Waar ligt Bahram?” vraagt de jonge marechaussee-beambte. – “Bahram is mijn voornaam, is geen plaats” zeg ik.
Stilte. – “Ik bedoel: waar ligt Abadan?” herpakt hij zich zonder één woord te veel te zeggen. – “Dat ligt in Iran.” – “En je gaat naar New York?” – “Ja, nu het nog kan.” – “Het was een beetje gedoe afgelopen dagen, hè?” – “Ja, zeg dat wel.”
Stilte. En dan: “Ik wens u een goede vlucht.’”
Terwijl ik naar de gate loop, overdenk ik mijn leven zoals het voor de grensautoriteiten van belang is: ik ben in Iran geboren en getogen. Toen ik achttien was, ben ik vanwege de oorlog tussen Irak en Iran naar het buitenland gevlucht en kwam ik in 1986 in Nederland aan. Ik heb al jaren een Nederlands paspoort en heb nooit een Iraans paspoort gehad. “I know Holland but where are you really from?”
Als het vliegtuig rond zeven uur ’s avonds op JFK landt, kan ik me met de nieuwe bio-automaten laten registeren: ik kan mijn eigen paspoort scannen en vingerafdrukken en foto’s laten maken. Maar ineens ‘zegt’ de automaat dat ik me bij een echte douanebeambte moet melden, want er is iets mis. Ik raak lichtelijk in paniek en spreek één van de vliegveldmedewerkers aan die (vooral oude) mensen bijstaan. Hij zegt dat ik het eerst bij een andere automaat moet proberen, want sommige machines hebben kuren. Met trillende handen probeer ik een andere automaat en nu gaat alles prima. Binnen een kwartiert heb ik de andere controles achter de rug en sta in de aankomsthal.
Naast de andere mensen die op hun familie en geliefden staan te wachten, staan er ook twee jonge mensen met borden omhoog met welkomstteksten in het Engels en Urdu, een taal die veel gelijkenissen met het Perzisch heeft en die ik daardoor een beetje kan lezen. Ik maak oogcontact met het Aziatische meisje en een getinte jongen (Pakistaan?) die de borden vasthouden en ze beginnen te lachen en heten me luidkeels welkom. Je kan van Trump zeggen wat je wil, maar ik denk dat ik door zijn inreisverbod zo hartelijk verwelkomd wordt.
Ze zijn vrijwilligers die met andere vrijwilligers 24/7 in de aankomsthal van JFK staan om mensen (maar ook hun familie en vrienden) die last van het inreisverbod hebben van advies te voorzien. Ik dank ze voor hun enthousiaste welkom en loop naar een koffietentje waar de groep kantoor houdt.
Een jonge vrouw komt op me af, heet me welkom en vraagt met wat voor visum ik de VS binnen ben gekomen. “ESTA”, zeg ik. Ze draait zich om en vraagt aan andere vrijwilligers wat ESTA is.
Ik maak kennis met een paar vrijwilligers maar enigszins teleurgesteld – want hoe kun je migranten in nood helpen als je niet eens weet wat ESTA is? – neem ik afscheid en neem de metro naar Manhattan. Rond 21.30 uur ben ik bij mijn hotel in de Upper West Side en een half uur later ga ik aan de overkant bij een overvolle Mexicaan eten.
Terug in het hotel zet ik de tv aan en zie bij alle nieuwsprogramma’s maar één onderwerp behandeld worden: het inreisverbod.
Zondag 5 februari Er zijn vast ergere dagen om de boot-excursie naar Ellis Island en het Vrijheidsbeeld te nemen, maar deze dag scheelt ook niet veel: het vriest een paar graden en de harde wind maakt het er ook niet aangenamer op.
Voordat je bij de ferry naar het Vrijheidsbeeld aan boord gaat, is er eerst een serieuze controle, similar to airport procedures , zoals de website van de ferrydienst meldt. Op de ferry kom ik erachter dat ik met mijn combi-ticket wel op Liberty Island mag komen, maar het Vrijheidsbeeld niet in mag. Op het eiland maak ik een paar foto’s en ga na een half uurtje met de andere ferry naar Ellis Island, het eiland waar tussen 1892 en 1954 twaalf miljoen immigranten aankwamen.
Het immense gebouw van twee verdiepingen met vele vleugels is tegenwoordig ingericht als een museum waar je als bezoeker, letterlijk en figuurlijk, een goed beeld krijgt van hoe de migranten tijdens de hoogtijdagen van migratie in Amerika aankwamen. Daarnaast zie je ook foto’s en verslagen over hun erbarmelijke omstandigheden in de landen van herkomst én ook Amerikaanse krantenkoppen en prenten over hoe anti-immigratie sentimenten toen al in de VS leefden. Op mij maken vooral de indringende zwart-wit foto’s van nieuwkomers indruk. Op het gevaar af dat ik heel erg aan projectie doe, zie ik in hun blik tegelijkertijd de ellende die ze achter zich hadden gelaten én de hoop dat het allemaal goed zou komen.
Met tranen in mijn ogen verlaat ik de expositie en sluit ik me aan bij een rondleiding. Shaun, de oude maar zeer enthousiaste verteller, praat ons in perfecte volzinnen over de geschiedenis van Ellis Island en vele misverstanden en mythes die over het eiland bestaan: Zo hebben de historici nooit bewijs gevonden voor de populaire mythe dat de namen van de nieuwkomers bij aankomst ‘verarmerikaanst’ werden. Een lederen boek waar de namen van alle twaalf miljoen migranten in zouden staan, bestaat ook niet, in tegenstelling tot wat in de film Hitch beweerd wordt.
Als de officiële rondleiding afgelopen is, raken we met elkaar in gesprek en ik vraag hem wat zijn eigen migratiegeschiedenis is. “Ik ben tweede generatie Ier. Mijn ouders kwamen beiden in de jaren ’20 hier aan, op Ellis Island”, vertelt hij. “Tijdens mijn rondleiding probeer ik zo weinig mogelijk over de huidige politiek te spreken, maar door mijn eigen geschiedenis en twee liberale ouders is mijn kijk op migratie heel anders dan onze huidige regering, laat ik het maar zo zeggen. De grote angst dat criminele zuid-Italianen en dronken Ieren het land zouden overnemen, is niet uitgekomen, om maar een paar voorbeelden te geven.”
Ik dwaal maar rond in het centrale gedeelte van het gebouw en vraag een andere bezoeker een foto van me te maken. Hij vraagt waar ik vandaan kom en daarna durf ik ook te vragen waar hij vandaan komt. Hij komt uit Indonesië, heet Arif en is docent in Islam Studies. Arif is vaker in de VS geweest, twee jaar geleden voor het laatst. “Maar deze keer waren ze heel streng. Ze vroegen zelfs naar mijn activiteiten op social media! Dat is toch niet normaal?”
Met Salaam Alaykum (‘vrede zij met u’) nemen we afscheid van elkaar.
Ik neem de ferry naar Manhattan en begin aan een wandeling van een uur naar de Trump Tower bij Columbus Cirkel.
De Trump Tower is van alle kanten met politieauto’s en dranghekken omsingeld. Met de Trump Tower op de achtergrond maak ik een paar selfies en daarna ga ik naar binnen om een kopje koffie te drinken. Maar binnen aangekomen, hoor ik van de conciërge dat dit gebouw helemaal geen “normaal” hotel met een foyer of lounge is. “Hier wónen mensen”, zegt de conciërge. Hij raadt me aan om naar Trump SoHo in Lower Manhattan te gaan.
Rond zes uur kom ik daar aan. De bar bevindt zich achter de receptie. Er hangen een paar tv-schermen en Super Bowl, het belangrijkste sportevenement van het land, is bezig. Er zitten hooguit twintig mensen in de bar en de spannende sfeer die bij het kijken naar Super Bowl in een kroeg heerst, ontbreekt in het geheel hier. Maar ik besluit de wedstrijd hier toch te kijken. Als mijn eerste drankje komt, krijg ik ook een lotnummer. Ik moet mijn nummer goed bewaren want gedurende de wedstrijd zullen een paar flessen sterke drank onder de bezoekers verloot worden. De wedstrijd is heel spannend maar duurt heel lang en is pas rond 10 uur afgelopen, maar mijn geduld wordt rijkelijk beloond want ik win de allerlaatste prijs, een fles Vida! Only in America : een geboren Iraniër die van Trump tot een week geleden niet eens het land in mocht, wint een fles wijn in Trump SoHo.
Bij het afrekenen vraag ik voorzichtig aan de serveerster hoe het voelt om voor Trump te werken, vooral in haar geval: zwart en vrouw. Zij zegt dat ze vaker die vraag krijgt en haar standaardantwoord is dat Trump SoHo alleen maar de naam van Trump draagt, maar dat zij en haar collega’s voor een ‘derde partij’ werken. Het is een franchise, zegt ze. “Maar zou je hier blijven werken als de zaak wél van Trump was?” vraag ik. Er valt een ongemakkelijke stilte.
We nemen toch hartelijk afscheid van elkaar en ik neem de metro naar mijn hotel.
Terug in het hotel ga ik naar de website van Ellis Island en zoek ik in de passagierslijsten op mijn naamgenoten: geen match voor “Bahram Sadeghi”, maar wel elf mensen met mijn achternaam. En als ik mijn voornaam in het vakje ‘achternaam’ invul (want voor- en achternamen werden/worden vaak door elkaar gehaald), zie ik drie matches. Misschien niet verrassend dat er ook Iraniërs via Ellis Island de VS zijn binnengekomen, maar het ontroert me toch als ik zie dat ene Bahram Shahejan in 1919 uit Teheran, Persia met het schip La Savoie naar de VS is gekomen.
De berichtgeving over Super Bowl én het inreisverbod zijn de enige items op nieuwszenders.
Maandag 6 februari Rond 12 uur ga ik naar het MoMA, om de hoek bij Trump Tower, waar alle curatoren van het museum het besluit hebben genomen om werken van een aantal kunstenaars uit de 7 islamitische landen te vertonen. Maar omdat het museum vol zit, moest een aantal klassieke werken van onder anderen Picasso en Matisse weggehaald worden om ruimte te maken voor de nieuwe werken.
Je kan zien dat het museum menens is, want het werk van de Iraanse kunstenaar Siah Armajani staat prominent opgesteld, op de begane grond naast de trappen die toegang bieden tot het museum. De andere werken staan verspreid op de 5de verdieping, naast Van Gogh en Picasso en andere grote (voornamelijk buitenlandse) kunstenaars. Ik raak in gesprek met een oudere suppoost die vertelt hoe trots hij is dat die nieuwe werken in het museum hangen.
Om eerlijk te zijn, zie ik geen buitengewone belangstelling voor de nieuwe aanwinsten, maar wat wil je: het is niet makkelijk om concurrenten als De Sterrennacht van Van Gogh en L’Atelier Rouge van Matisse te verslaan.
Na het MoMA ga ik naar Long Island waar acteur (en kunstenaar) Shia LaBeouf, Nastja Rönkkö en Luke Turner sinds de inauguratie van Trump op 20 januari een installatie hebben neergezet: HeWillNotDivide.Us. Het is een webcam die in de buitenmuur van het Museum of the Moving Image zit en waar je als bezoeker 24/7 de leus van de actie kan roepen: HeWillNotDivide.Us
Als ik daar aankom, staan een paar hippe twintigers voor de webcam te praten en af en toe roepen ze de actie-leus in de camera. Ik word hartelijk welkom geheten, wat mij nooit overkomt door dat soort types. Er hangt een positieve sfeer rondom de installatie, ondanks de aanwezigheid van de politiewagen aan de overkant van de straat. Maar volgens de ultra-hippe zwarte jongen met blauw haar en groen gelakte nagels is het maar goed dat de politie daar staat want soms worden ze door passerende automobilisten uitgescholden en de sfeer kan zomaar omslaan.
Hoe langer ik daar blijf, hoe meer ik ook in de stemming kom om voor de camera
HeWillNotDivide.Us te roepen en voordat ik het weet, sta ik minutenlang met de eerste groep en later met andere bezoekers voor de camera te roepen dat hij ons niet uit elkaar kan halen. Ik sms mijn vrienden in Nederland dat ze naar de website moeten gaan om me te zien en krijg veel positieve reacties. Maar uiteindelijk wint de kou (de muur staat in de schaduw) het van activisme en na een uurtje ga ik volkomen verkleumd terug naar mijn hotel.
Nabeschouwingen van Super Bowl en de laatste – juridische – ontwikkelingen van het inreisverbod domineren nog altijd het nieuws. Volgens sommige commentaren waren er gelijkenissen tussen het verloop van de wedstrijd en de overwinning van Trump: net als The Patriots stond Trump heel lang achter, maar door een miraculeuze eindsprint haalden The Patriots uiteindelijk de overwinning binnen. Net als Trump.
Dinsdag 7 februari, laatste ochtend in NY Via een Nederlandse vriend die in New York woont kom ik in contact met de Iraanse game-designer Navid Khonsari. Navid, geboren in Canada uit Iraanse ouders en al zeventien jaar wonend in de VS, met greencard, is één van de regisseurs van Grand Theft Auto. We spreken af in een koffiebranderij in Brooklyn. Waar anders kan je met een hippe game-designer (Navid draagt een snor!) afspreken?
Navid heeft recent een spel gemaakt, genaamd 1979 Revolution, gebaseerd op de echte gebeurtenissen in aanloop naar de Iraanse revolutie, dat de spelers de mogelijkheid geeft om morele keuzes te maken die het verloop van een actie, zoals demonstratie, kunnen beïnvloeden. Door deze nieuwe game wordt hij regelmatig uitgenodigd om festivals in het buitenland te bezoeken of gastcolleges te geven, maar vanwege het inreisverbod durft hij niet de VS niet meer te verlaten want “als ik vorige week naar het buitenland was geweest, had ik niet meer terug kunnen komen” en “als ik vandaag weg zou gaan dan kan het wel, maar wie weet hoe het volgende week zal zijn?” Die onzekerheid vreet aan je. Hij vertelt:
“Als iemand met een Iraanse nationaliteit ben ik niet anders gewend dan extra controles op vliegvelden. Maar dit gaat echt ver. Straks willen ze ook nog weten wat ik op sociale media doe. Dit gaat niet om de veiligheid van het land. Als vader van twee dochters wil ik niets anders dan een veilig Amerika, maar deze maatregel is zo ondoordacht, zo onlogisch. Het zal de veiligheid niet bevorderen. Bovendien werkt de maatregel generalisaties in de hand: iedereen met Iraanse nationaliteit zou een gevaar voor Amerika vormen.” En wil dan weten: “Maar wat vind jij nou eigenlijk van het inreisverbod?”
Ik zeg dat het voor mij toch anders ligt. In het ergste geval kom ik Amerika niet in. Daar valt uiteindelijk mee te leven. Als ze me hier niet willen hebben, dan wil ik hier niet zíjn. “ Fuck them” , zeg ik, want ik weet niet wat “laat ze in hun eigen sop gaar koken” in het Engels is.
“En dat is nou zo jammer”, zegt Navid. “Want Amerika is zo’n prachtig land, vooral voor migranten. Echt het land van opportunities , van the American Dream. Ik kwam naar dit land zonder geld, een paar jaar later was ik betrokken bij één van de grootste games aller tijden. Weet je wat de grap is? Ik word vaak door Europese gamemakers gevraagd om hun games een Amerikaanse look te geven, omdat ik zo goed de Amerikaanse mentaliteit ken. En nu word ík als de grote vijand gezien. Eigenlijk kun je zeggen dat de mensen die het inreisverbod hebben bedacht, niks van de spirit van Amerika snappen want deze maatregel druist in tegen wat Amerika Amerika heeft gemaakt en nog steeds maakt: een land waar iedereen welkom is die in de principes van dit land gelooft, ongeacht z’n geloof of afkomst.”
Haastig en zich meerdere malen excuserend neemt hij afscheid, want Navid en zijn collega’s hebben een deadline voor een pitch bij een tech-gigant.