Over de onlangs verschenen feministische bundel 'Vrouwen schrijven niet met hun tieten'
Deze speech is dinsdag gehouden bij de presentatie van de essay-bundel Vrouwen Schrijven Niet Met Hun Tieten (Atlas-Contact), in de Tolhuistuin te Amsterdam.
Redacteur Jelte Nieuwenhuis joeg mij aan om hier op het podium te staan. Hij zei: er is geen budget, maar misschien kun je iets zeggen over Het monogame drama – een boekje dat ik geschreven heb. Bij dezen heb ik het genoemd. Ik denk dat hij bedoelde: ter bevordering van de verkoop. Soms zou ik liever mijn lichaam verkopen dat mijn inhoud, want van een lichaam dat zich kronkelend aanprijst zegt men nooit: het is voor jou toch ook aandacht. Dit terzijde, maar toch niet helemaal misplaatst.
Wanneer we het over emancipatie hebben, komt daar nogal wat bij kijken. Zo is het bijvoorbeeld fantastisch om de zichtbaarheid van zogeheten ‘succesvolle vrouwen’ te vergroten – bijna zaten we maandagavond met Vrouwen schrijven niet met hun tieten bij het programma Pauw –, maar dat betekent niet dat we geen vragen moeten stellen bij het huidig beeld van wat ‘succesvol’ inhoudt.
Succes Zichtbaarheid leidt vaak tot imitatie, dus de zichtbaarheid van schrijvende vrouwen zou ervoor kunnen zorgen dat er meer schrijvende vrouwen bijkomen. Maar vrouwen die schrijven verdienen geen geld en waar geld verdiend wordt, is macht. Althans in deze wereld. Ik zeg niet dat dit zo moet zijn, ik waarschuw slechts voor vroeg gejuich om toenemende zichtbaarheid. Ik waarschuw voor de vaak zo klakkeloos veronderstelde relatie tussen zichtbaarheid en succes.
Ik steek de hand overigens in eigen boezem, eens stond ik halfnaakt op de cover van Vrij Nederland met een essay over feminisme, getiteld “Ik ben mijn borsten”. Ondertitel: ‘Dit is Simone van Saarloos. Zij staat op de cover omdat een jonge blonde vrouw vaak beter verkoopt.’ Ik weet niet of ik dat ‘vaak’ heb waargemaakt.
Je moet je bij die ondertitel vooral afvragen : beter verkoopt dan wat? Ik bedoel: als er geen alternatieven zijn omdat er altijd jonge blonde vrouwen op de cover staan, dan begint verandering van psyche bij de verandering van aanbod.
Ik feliciteer ons met de bundel, Vrouwen schrijven niet met hun tieten, maar ik juich niet te luid. We leven in een wereld waarin successen worden gevierd. Twijfels en vragen krijgen geen feest. ‘Ik weet het niet’ zou voor een altaar bijvoorbeeld geen applaus opleveren. Hoogtepunten zijn mooi, maar hoogtepunten heten hoogte- punten , dus eigenlijk betekent succes: stilstand.
Ik bedoel dit niet als klacht. Klagen hoort bij mensen die moe en wars van verandering zijn. Kritiek lijkt misschien op een klacht maar is op verandering gericht. Als ik gevraagd word om ergens gratis te verschijnen, dan strijk ik mijn haren semi-glad, kijk in de spiegel en zeg: jij, Simone, jij bent een Trump.
Geloof Donald Trump ontstijgt het bestaande politiek systeem. Hij bezit zoveel dat hij niet van geldstromen afhankelijk is. Hij hoeft geen financiers te behagen. Hij kan fictie-verhalen verkopen. Het enige wat hij terugvraagt is geloof. The willing suspension of disbelief.
Het uitstellen van ongeloof, daar zet Trump op in. De schrijver herkent dat. Zij biedt verhalen en ideeën en verdient geloof. Geld krijgt zij niet of nauwelijks. Net als Trump onttrekt de auteur zich daarmee, al dan niet vrijwillig, aan de economische uitwisseling die onze samenleving vormgeeft.
Gestegen tot Icarushoogte of geheel buitenspel, erboven of eronder: het is beide aan de buitenkant en het kan een plek van vrijheid zijn. De tweede sekse is wellicht ook zo’n term die in eerste instantie puur knechtend klinkt, maar evengoed naar een potentiële ruimte verwijst. Het zijn van de tweede sekse is vooral vermoeiend wanneer je het ‘tweede’ als afgeleide blijft zien van het ‘eerste’. Het is vooral vermoeiend wanneer je dat ‘tweede’ wil verwerpen en bij de heersende norm wil horen.
Zoals Wiegertje Postma, samensteller van de bundel, in een interview met de Volkskant maandag al aangaf: feminisme is een en-en-en-en discussie en niet of-of. Het aangaan van en-en-en-en, dat is volgens mij wat het intersectionele feminisme kenmerkt. Het zorgt er bovendien gelijk voor dat feminisme niet alleen feminisme is, maar een brede emanciperende blik op de werkelijkheid.
Gaten Toch een kleine klacht. Soms ben ik het een beetje zat. Om een column te schrijven over iets zogeheten universeels als ‘existentiële angst’ en om dan ‘dom wicht’ te worden genoemd. Of bijvoorbeeld om een column te schrijven over het waddeneiland Ameland en het traditioneel Surinaams Winti-geloof, om vervolgens te horen: daar moet een piemel in.
Dat – ‘kan iemand haar een beurt geven?’ – werd getwitterd door de man die ook het Oekraïnereferendum verzon. Ik las de tweet in een andere tijdzone, zo’n zes uur vroeger, net wakker. Er was iets incongruents aan: ik zat in pyjama te schrijven aan een steriel hotelbureau toen dat bericht binnenkwam.
Nu is het gat tussen virtuele realiteit en fysieke werkelijkheid tegenwoordig een normaal gat, iets dus waar je misschien volledig geoefend in zou moeten zijn. Bovendien: ik houd van gaten. Ik bedoel niet zozeer fysieke gaten, maar het abstracte gat. Het gat tussen wat is en wat zou kunnen zijn. In dat gat ontstaat denken. Het gat tussen wat is en hoe het zou moeten zijn. Dat gat is waar moraliteit de kans krijgt. Het gat tussen mijzelf en een geliefde. Dat gat verleidt tot aanraking. Het gat tussen jou en mij. Dat gat is waar de taal vandaan komt. Misschien houd ik dus simpelweg te veel van gaten om die te vullen met piemels.
Misschien komt daar zelfs wel het verwijt vandaan dat je aan penisnijd lijdt, zodra je als vrouw je mond opentrekt of een bepaalde ruimte opeist. Misschien wordt met het verwijt ‘penisnijd’ eigenlijk bedoeld dat je het verlangen en vermogen hebt om iets te vullen.
Vagina-nijd We zouden bepaalde reaguurders moeten verwijten dat zij aan vagina-nijd lijden: het ontbreekt hen namelijk aan gaten. Aan discrepanties. Aan open ruimte. Aan de wil om tussen wanden te stuiteren en in geen enkele zekerheid te blijven hangen.
Onlangs sprak de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) de ambitie uit om beurzen voor vrouwelijke wetenschappers aan de universiteiten te hervatten. Ik deelde dat enthousiast online.
En mannelijke Facebookvriend (alhoewel ik liever de term Facebookgebruiker of -genoot hanteer) schreef ‘Wat erg’, dat je niet weet of je er zit dankzij je talent of dankzij je geslacht.’ Ik schreef terug: ‘Ja, dat lijkt mij ook vervelend. Dat je in 1870 naast pionier Aletta Jacobs in de collegebank zat, en je tot die exceptionele toelating van een vrouw altijd moest denken: zit ik hier nu omdat de wet mij als man voortrekt of dankzij mijn talent?’
Wat lijkt het mij vervelend om niet in te zien dat de wereld bepaalde patronen kent en dat niet alles wat jou als persoon definieert volledig jouw verantwoordelijkheid is. Als je gelooft dat succes volledig jouw verdienste is, dan is jouw falen dat dus ook. En daar is de literatuur voor een groot deel uit gaan bestaan. Alsof al het geluk op elkaar lijkt.
Karl Ove Knausgård Laten we de grote Karl Ove Knausgård er even als voorbeeld bijnemen. Hij schrijft met zijn piemel, maar weet dat doorgaans goed te verhullen. Zijn gebrek aan succes – in het beschreven leven dan, niet als romancier – wordt bij hem gepresenteerd als authentiek persoonlijk, maar het betreft hier wel degelijk een falen dat met gender heeft te maken.
Kijk hoe Knausgårds vader zich laveloos drinkt, terwijl zijn moeder de zorg opvangt. Kijk hoe het boek dat Knausgård schreef vervolgens Vader heet. Kijk hoe gefrustreerd hij is over het niet kunnen krijgen van meisjes. Kijk hoe hij die meisjes tot hatens toe aanbidt. Kijk hoe hij afgunstig naar de jongens kijkt, die sterker of moediger lijken. Kijk hoe hij zich schaamt voor de kinderwagen. Kijk hoe hij het liefst in een holletje wegkruipt, maar vindt dat hij zich maatschappelijk moet engageren.
Kijk hoe hij schrijver moet worden om iemand te zijn. Kijk hoe zijn vrouw zijn boterhammen smeert voor hij naar zijn room of one’s own vertrekt. Kijk hoe hij geld moet verdienen. Kijk hoe schuldig hij zich voelt als er geen geld komt. Kijk hoe eer en bevestiging dat moeten compenseren.
Zie: zijn strijd is zeer gekleurd door gender. Zijn zorgen worden deels veroorzaakt door het hebben van een piemel. Maar persoonlijke authenticiteit verkoopt beter dan het licht te schijnen op de dwang van structurele identiteitskaders. Wie bovendien de samenleving deels verantwoordelijk stelt in een tirade over persoonlijke ongeluk, wordt algauw van slachtofferdenken beticht.
Echt, please, geef mij columns, essays en romans waarin bewustzijn wordt getoond van hoe de wereld naar je kijkt, waarin het falen niet alleen persoonlijk is maar ook maatschappelijk gegrond. Alsjeblieft, geef mij teksten waarin de auteur zichzelf niet zo’n genie acht dat de geportretteerde zelfhaat puur uit zijn eigen immer interessante diepe krochten voortkomt.
Seksuele marktwaarde Er is nog een reden waarom ik vrouwelijke schrijvers meer vertrouw dan mannelijke schrijvers. Namelijk: het ontbreekt vrouwelijke schrijvers aan seksuele frustratie. Dat komt, denk ik, doordat de seksuele ‘marktwaarde’ van een vrouw niet gekoppeld is aan haar professionele status.
Voor mannen is dit anders. Zij worden minder als lichaam beoordeeld. Vooral hun professionele en publieke leven is bepalend. Voor een heteroman geldt: met een indrukwekkende carrière kun je veel vrouwen krijgen. (Ik laat het aan uw eigen fantasie om aan al die niet-zo-knappe mannen te denken, die toevallig succesvol schrijver zijn geworden en elk jaar een nieuwe vriendin meenemen naar het Boekenbal.)
Om even terug te komen op die Facebookvriend die zich zorgen maakte dat vrouwelijke wetenschappers straks onzeker zouden zijn of ze een beurs krijgen dankzij hun talent of dankzij hun geslacht: het lijkt mij best vervelend om je als mannelijke schrijver altijd te moet afvragen: ben ik nou succesvol dankzij mijn schrijftalent of dankzij mijn lage seksuele marktwaarde die mij tot compensatie dreef?
Gereduceerd worden tot je lichaam heeft dus zo zijn voordelen. Traditioneel gesproken is het niet zo belangrijk wat een vrouw doet. Als jonge vrouw heb je niet meer nodig dan je borsten en misschien wat lange lokken, om in de wereld te worden verwelkomd. Er wordt niet veel meer verwacht dan iets te zijn wat je al bent. Om seks te beleven, hoef je geen professionele status te verwerven. Je hoeft geen woorden te typen om een vrouw of man om de vinger te winden. Het willen maken, het willen schrijven, is niet bedoeld als ‘zijnsbevestiging’.
Vrijheid zit in dat wat extra is. Vrijheid bestaat in het surplus. Vrijheid komt voort uit overschot. De schrijver die schrijft met het besef dat woorden, beelden en verhalen de wereld toebehoren. De schrijver die niet schrijft om te hamsteren, maar om uit te reiken. De schrijver die niet schrijft om iets te krijgen. De schrijver die niet schrijft om een gat te vullen. Die schrijver is een vrije schrijver. Die vrije schrijver is een schrijfster.