Wijzere mannen en vrouwen dan ik schrijven in hun opiniestukken dat we het in de samenleving moeten hebben van het midden. En dat klopt. Maar op dit moment lappen we de spelregels aan ons laars en zijn we er alleen op gespitst om te scoren. Wie in de weg staat wordt hardhandig naar de grond gewerkt.
Nederland. Het land waarin we samen leven. Het land waar de mens in centraal staat. Een samenleving waarin je oogst wat je zelf zaait. Een samenleving waar respect voor elkaar de norm is. Een samenleving waarin eenheid in verscheidenheid onze kracht is.
Maar bestaat dat Nederland wel? Keer op keer word ik geconfronteerd met signalen dat dat niet zo is.
Tegenstander Regelmatig sta ik vanaf de zijlijn van het hockeyveld te roepen naar mijn kinderen: “Niet door het midden! Niet door het midden! Speel via de zijkanten!” In het spel is daar namelijk vaak de ruimte tot manoeuvreren te vinden. De kans om snelheid te maken en te scoren. Ten koste van de tegenstander uiteraard. Mijn kinderen leer ik dat ze het spel mogen spelen om te winnen, maar met respect voor de tegenstander. Samen moeten zij met het andere team een mooie wedstrijd spelen, waar de kijkers van kunnen genieten. Door hun spel kunnen zij andere inspireren om de volgende keer mee te spelen. Hoe meer zielen hoe meer vreugd. En wat in het spel gebeurt, dat gebeurt ook in het leven.
Wijzere mannen en vrouwen dan ik schrijven in hun opiniestukken dat we het in de samenleving moeten hebben van het midden. En dat klopt. Maar op dit moment worden we verscheurd door de flanken. We lappen de spelregels aan ons laars en zijn er alleen op gespitst om te scoren. Wie in de weg staat wordt hardhandig naar de grond gewerkt.
Terug naar die flanken. Wat zien we daar dan gebeuren? We hebben er de laatste weken weer veel van mogen meemaken helaas. Zware discussies over het recht op vrije meningsuiting en hoe daar de onderbuik het nieuwe argument is geworden. Verbale gevechten naar aanleiding van de vraag of racisme in Nederland de uitzondering of de norm is. En uiteraard de aloude vraag of islamofobie in Nederland voorkomt.
Islamofobie Om met dat laatste te beginnen dan maar. Laatst wilde een televisieprogramma een item wijden aan islamofobie. Daarvoor werd nog gezocht naar twee vrouwen die hun persoonlijke verhaal wilden delen. Noch de redactie, noch ik was in staat om twee vrouwen te vinden die in de uitzending hun verhaal wilden delen. De angst was te groot. Angst voor reacties vanuit de maatschappij. Angst voor de media. Angst voor de gevolgen van bekend worden. Daarop heeft het programma ervoor gekozen om de uitzending te schrappen.
Nu ik zie wat voor bagger mensen over zich heen krijgen wanneer zij zich uitspreken, begrijp ik goed waarom die vrouwen ervoor kozen om anoniem te blijven. Door het ontbreken van die twee vrouwen is het hele programma gecanceld. De reden daarvoor? “De schoen zal wel niet zo wringen als niemand haar verhaal wil delen.” Een trieste conclusie. Want juist vanwege de angst was het goed geweest om het wel te doen en die angst daar bespreekbaar te maken. Maar nee, zo werkt het spel dus klaarblijkelijk niet.
Slachtoffers Is Nederland een racistisch land? Nee. Heeft Nederland een probleem dat racisme heet? Ja. Want natuurlijk kunnen we niet stellen dat alle zeventien miljoen inwoners van ons land racistisch zijn. Maar we hebben er teveel die het wel zijn. En al was het er maar een. Dan was dat er een teveel. Want die een maakt slachtoffers. Dat mogen we niet tolereren daar moet hard tegen opgetreden worden. En nee, we scheren niet iedereen over een kam. Maar stel je eens voor dat wanneer een vrouw in een wijk aangerand wordt, we dan zeggen: “Mevrouw u bent de enige, dus het is niet ernstig genoeg om daar aandacht aan te besteden.” Natuurlijk niet, onrecht moet aangepakt worden en dat begint met erkennen van het probleem.
Wat vrijheid van meningsuiting betreft, dat is simpel in mijn ogen. Je mag alles zeggen wat je wilt. De vraag is echter of je alles moet zeggen. We leren kinderen dat pesten niet mag. Dat je woorden grote effecten kunnen hebben op de ander. Apart dat we die les die onze kinderen moeten leren, zelf niet toepassen. Want waarom zouden we het recht op vrije meningsuiting gebruiken om anderen te beledigen, beschimpen en te kleineren? Wat lossen we daarmee op? Of gaat het niet om samen vooruit komen? Gaat het om ikke ikke ikke en de rest kan stikken? En wat als de ander diezelfde houding overneemt? Wat blijft er dan over van ons?
Verhard De toon in het maatschappelijke debat is verhard, respect voor elkaar is ver te zoeken. Eigen belang weegt zwaarder dan het algemene belang. Ik merk dat ik mijn geduld verlies en ontzettend de behoefte heb om keihard overal tegenaan te trappen. Maar dan corrigeer ik mezelf en wek mezelf uit die droom, die nachtmerrie. En het wordt tijd dat we allemaal wakker worden. Deze nachtmerrie heeft te lang geduurd. De manier waarop we deze ‘wedstrijd’ spelen gaat ervoor zorgen dat er straks alleen maar verliezers zijn. Op het veld vliegen de spelers elkaar in de haren en aan de zijlijn volgen ze dat voorbeeld. De schreeuwers bepalen de toon en de rest volgt. De aanvoerder verliest zijn aanvoerdersband en volgt de schreeuwers, bang om zijn positie te verliezen.
Het is in deze tijd makkelijk om de schuld bij de ander te leggen. Het probleem ligt echter niet bij de ander. Het probleem zijn WIJ, allemaal. En omdat wij het probleem creëren kunnen we het dus ook oplossen. Wij zijn de oplossing namelijk. Laten we stoppen met elkaar in een hokje buiten de samenleving te plaatsen. Laten we de muren die we hebben gebouwd slopen. Laten we onze energie steken in pittige gesprekken maar met als doel om vooruit te gaan in plaats van achteruit. En laten we onze fouten niet doorgeven aan onze kinderen, die daardoor ontvankelijk blijven voor diegene die kwaad willen. Die kinderen die ontsporen dat zijn onze kinderen, onze verantwoordelijkheid.
Er zijn twee smaken, of je doet mee of niet. De keuze is aan jou en de gevolgen ook. Het is aan ons om ervoor te kiezen om meer door het midden te gaan in plaats van de flanken zo belangrijk te maken en te houden. En dan? Nou als we samen het midden weer het belangrijkste hebben gemaakt, dan zijn we in dat Nederland waarmee ik begon. Mijn Nederland, ons Nederland waar we oprecht trots op mogen zijn.