We moeten bereid zijn tot meer politieke onveiligheid
• 26-03-2017
• leestijd 4 minuten
© cc foto: Danielle Elder
We roepen politici op om risico's te nemen en het onvoorspelbare toe te laten
De onderhandelingen tussen VVD, GroenLinks, D66 en CDA beginnen. Jesse Klaver aan tafel bij Mark Rutte. Volgens het satirische online platform De Speld zou de fractieleider van GroenLinks nu al zijn wilde haardos hebben prijsgegeven aan zijn tegenspeler van de VVD. Maar vooralsnog worden de ideologische verschillen en de eigen kroonjuwelen nog even gekoesterd. “Iedereen heeft belang bij lange weg naar Rutte III” kopte de Volkskrant afgelopen vrijdag (24 maart).
Tijdens debatten slingeren politici fel hun eigengereide standpunten heen en weer, maar daarna moeten ze op zoek naar consensus. Die spagaat is voor partijen een terugkerend dilemma. Wie niet oppast, dreigt gewonnen kiezers weer te verliezen of, erger nog, burgers van het politieke proces te vervreemden. Part of the game? De vraag is welk spel precies. Kiezers winnen en het land besturen lijken de twee belangrijkste doelen van ons politieke proces. Een derde doel schiet er daardoor stelselmatig bij in: politiek is niet alleen bedoeld om visies heen en weer te slingeren of zo behendig mogelijk tegen elkaar uit te ruilen, maar ook om via een echte, onvoorspelbare uitwisseling van visies bij te dragen aan een publiek ‘wij’.
Nu was ‘onze’ identiteit dit jaar een belangrijk verkiezingsthema. Inderdaad hebben politici ijverig met ons meegezocht naar een antwoord op vragen als “wie zijn wij?” en “wat voor land willen we zijn?” Die zoektocht moeten we serieus nemen. Maar dat lukt alleen als we – hoe vreemd dat in onze snel polariserende samenleving ook klinkt – bereid zijn tot méér politieke onveiligheid. De democratie is in zijn kern risicovol. Zij is een geweldloze manier om met verschil van mening en inzicht om te gaan. Een plek waarin het ‘wij’ dat we zoeken nooit definitief is, maar steeds opnieuw gemaakt wordt: ‘wij’ is in die zin een werkwoord.
De aanname dat onze identiteit vastligt, deugt niet. Omgekeerd is de gedachte dat dit ‘wij’ níet vastligt al te lang gebruikt als übertolerante, geinige en politiek correcte ontkenning van een gedeelde identiteit. Daarmee wordt het politieke gesprek evengoed van zijn inzet en onvoorspelbaarheid ontdaan. ‘Wij’ is geen gezellig en conflictloos ideaal maar een risicovolle zoektocht. Deze kan ferm zijn en in zekere zin staat iedereen daarin op het spel. Niemand blijft onaangeroerd – en dat is ook niet de bedoeling.
Als dat zo is, wat mag je dan precies van het publieke, politieke gesprek verwachten? Politiek is in wezen een strijd met onbekende uitkomst, waarin we bepalen wie we willen zijn en een gedeelde wereld vormgeven. Toch zien we dat op het televisiescherm niet altijd terug. Tijdens verkiezingsdebatten praten politici nog steeds weinig met elkaar en veel de camera – wachtend op de juiste gelegenheid om goed voorbereide one-liners te lanceren en kiezers te trekken. Juist dit wekt weer de indruk dat zij vooral onderling een spel spelen, dat na de verkiezingen al snel pragmatisch wordt.
Aan de andere kant is er de laatste maanden wel degelijk succesvol geëxperimenteerd met andere gespreksvormen. Neem de keuze van Nieuwsuur : aan de vooravond van de verkiezingen werd één lijsttrekker iedere uitzending een uur lang inhoudelijk bevraagd. Ook door burgers zelf. Een schot in de roos. Burgers maken bij politici soms betere antwoorden los dan hun politieke tegenstanders, wier af te serveren standpunten zij toch al door en door kennen.
Door de onvoorspelbare dynamiek die dit oplevert moesten politici meer van zichzelf laten zien en hun verhaal ter plekke uitdiepen. Bijvoorbeeld toen een 57-jarige man, die “klaar was met leven”, aan Alexander Pechtold vroeg waarom D66 bij het wetsvoorstel Voltooid Leven een leeftijdsgrens hanteert. Gesprekken werden zo persoonlijker, maar wonnen tegelijk aan inhoud. Bovendien werd duidelijk dat het politieke gesprek evengoed bij burgers thuishoort.
Dat gesprek is inderdaad van ons allemaal en verbindt ons sterker dan molens of een volkslied. Na de verkiezingen moeten we het dus vooral blíjven voeren. Over de uitkomsten van de formatie bijvoorbeeld. Wij roepen politici op om het soort politiek dat daarvoor nodig is te onderschrijven en uit te dragen. Neem risico en laat het onvoorspelbare toe. Leg visies op tafel te leggen en en onderwerpt ze aan een echte uitwisseling. Op hun beurt kunnen burgers het gesprek met en onder volksvertegenwoordigers aanstoken.
Rondom politieke debatten verdienen hun vragen, concreet verbeelde verhalen of verrassend verlopen gesprekken voortaan een prominenter plek. Dan kan het gebeuren dat je je als politiek leider plotseling moet verantwoorden tegenover iemand die bij je eigen achterban hoort. Of dat je het eens blijkt te zijn met de aanhanger van je tegenstander. Verrassende en soms schurende dwarsverbanden tussen de verhalen van politici en burgers maken het politieke debat onvoorspelbaarder, echter, politieker. En alleen dan verbeeldt het debat ook zelf al iets van het ‘wij’ dat we zoeken.