Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

We maken een kunstmatig onderscheid tussen wie we eten en wie we strelen

  •  
11-10-2022
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
1912 keer bekeken
  •  
christopher-carson-i4XLJmlYit4-unsplash

© cc-foto: Christopher Carson

De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming schoot onlangs in actie toen ze een varken aantrof midden in de stad. Het dier zat in een schuurtje van zo’n zes vierkante meter. De inspectie vond dat totaal ongeschikt, en het baasje van het varken in kwestie moest op zoek gaan naar een andere woonplaats, van minimaal 75 vierkante meter en met toegang tot een modderpoel.

Nu is 75 m² nog steeds niet bijzonder veel. Wilde zwijnen - aan wie ‘vleesvarkens’ natuurlijk gerelateerd zijn, leven in de natuur met zo’n twintig op een gebied van tien km². Maar goed, die 75 m² zou al niet slecht zijn in vergelijking met wat de dieren in de veehouderij krijgen. In Nederland zitten 12 miljoen varkens opgesloten. Vleesvarkens leven amper zes à acht maanden (zeugen twee jaar). Hoeveel ruimte ze moeten hebben is wettelijk vastgelegd, op basis van hun gewicht. Een big tot 15 kg moet over minimum 0,2 m² beschikken. Volwassen dieren krijgen 0,8 tot 1 m². Toegang tot een modderpoel is geen vereiste, hoewel er gelukkig wel groepshuisvesting is.

Iedereen weet dat de wetgeving andere regels voorziet voor landbouwdieren dan voor gezelschapsdieren. Met een varken, kip of koe mag een veehouder dingen doen die je nooit zou mogen met een hond of kat. Staarten couperen bijvoorbeeld. Of slachten en opeten. Die verschillen hebben we gewoon aanvaard en het is alleen een vervelende veganist die ernaar kraait. Maar de spreidstand wordt duidelijker wanneer het twee keer om dezelfde diersoort gaat. Ons varken in Rotterdam - laten we ‘m even Knor noemen - zit met zes m², stro, en toegang tot een tuin, al een stuk beter dan de industrievarkens, die op betonnen roostervloeren leven.

Even een paar stappen terug doen: waarom vindt de dierenbescherming (terecht overigens) dat Knor meer plaats moet krijgen? Omdat dat de wet is, kan je zeggen. Goed, maar wat is de geest van die wet? Het gaat er natuurlijk om dat Knor een welzijnsgevoelig wezen is. Hij moet voldoende beloop hebben, omdat hij mogelijks ongelukkig of depressief wordt in een te kleine, kale, troosteloze omgeving. 

Maar geldt hetzelfde dan niet voor de varkens in de veeteelt? Of heeft eenzelfde dier minder noden, behoeften of emoties omdat het voor een ander doel wordt gebruikt? Dezelfde dierenbescherming die stelt dat een hobbyvarken minimaal 75 m² moet krijgen, heeft bepaald dat het vlees van varkens die 2,5 m² kregen tijdens hun leven (opnieuw zonder modderpoel) het Beter Leven-keurmerk verdient, met de maximale drie sterren.

Een dier dat op ons bord belandt heeft uiteraard dezelfde behoefte aan ruimte als een gezelschapsdier. We maken echter een kunstmatig onderscheid tussen wie we eten en wie we strelen (of die laatste nu varkens of honden zijn) en dat onderscheid heeft niets te maken met wezenlijke eigenschappen van de dieren in kwestie. 

Ergens zou het steek houden als we de varkens die we eten - ter compensatie van het feit dat ze zo’n kort leven krijgen - een nog beterleven zouden geven dan huisdieren. Maar we doen het omgekeerde. Het is makkelijker en comfortabeler om de belangen van de dieren die we eten, niette erkennen maar te negeren. We weten liefst zo weinig mogelijk over wezens die we opeten. En we dichten hen liefst zo weinig mogelijk cognitieve en emotionele capaciteiten toe. Een ongevoelig, dom, vuil of zelfs gemeen dier is zoveel makkelijker om te slachten en op te eten. En je moet ze ook niet te veel ruimte geven. Best wel handig zo.

Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.