In advertenties zie ik regelmatig een aanbod aan particuliere verzorgingshuizen langskomen, vaak met de toevoeging: “schitterend gelegen, op unieke locatie, kleinschalig”. Kleurrijke foto’s moeten deze bewering ondersteunen. Leuk voor wie het kan betalen, maar voor het grootste deel van onze ouderen onbereikbaar. Zelf word ik regelmatig gevraagd om zitting te nemen in de Raad van Toezicht van een zorginstelling, zoals een zorgboerderij. Sommige zorgboerderijen bieden zelfs tegen betaling nachtopvang aan, maar ook hierbij geldt dat dit alleen is op te brengen voor de happy few. Ook zit men dan doorgaans op een plek ver weg van de rest van de samenleving.
Ook mantelzorgwoningen zijn niet het ei van Columbus. Het is zeker niet voor alle gezinnen weggelegd. Het huuraanbod van dergelijke woningen is beperkt, en wie er een wil laten bouwen moet over voldoende perceelgrootte en financiën beschikken. Daarnaast kan de zorg, naarmate die intensiever wordt, een grote druk op het gezinsleven leggen. Mantelzorg kan gemakkelijk leiden tot overbelasting, die ten koste gaat van degene die zorgt, maar ook van degene die zorgbehoevend is. Dit alles is het gevolg van de marktwerking die zo nodig ook in de zorg moest worden ingevoerd, waardoor mensen zelf verantwoordelijk zijn gemaakt voor hun levensloop, en oplossingen moeten zoeken of de markt inschakelen als het door ouderdomsverschijnselen niet langer gaat. De markt van zorgverleners is hier op ingesprongen, heeft vaste voet aan de grond gekregen, en dat is niet zo maar terug te draaien.
Toch pleit ik voor een nieuwe vorm van ouderenzorg die in de eigen buurt, wijk of dorp wordt geboden. Dus wonen met zorg in de vertrouwde omgeving. Het grootste bezwaar is dat we dat als samenleving niet zouden kunnen betalen. Dat geloof ik niet. Het is een kwestie van herverdelen. Iedereen heeft woonlasten, en als we zorgwoningen naar vermogen verhuren met een plafond van 750 euro voor sociale huur, dan is de woonruimte al gefinancierd. De bestaande woning komt vrij voor de jongere generatie. Bovendien snijdt het mes aan twee kanten, want door in de omgeving te blijven kan eerder een beroep worden gedaan op het sociale netwerk waarover de oudere beschikt, waardoor het welbevinden groter is en er minder snel een beroep word gedaan op dure professionele hulp.
Als ik mijn eigen situatie in ogenschouw neem, dan heb ik als bijna 70-jarige het geluk dat ik voldoende financiële armslag heb, en de dingen nog goed naar mijn hand kan zetten. Maar als de nood aan de man komt dan hoop ik geen beroep te hoeven doen op mijn kinderen, omdat het niet anders kan. Ik hoop dat ik dan in mijn omgeving de nodige zorg ontvang, zodat ik mijn vrienden en kennissen kan blijven ontmoeten, een praatje kan maken, een kaartje met hen kan leggen, en samen een hapje kan eten en een drankje kan nemen. Dat je oud en hulpbehoevend wordt mag immers niet betekenen dat je dan alle leuke dingen in het leven moet loslaten, omdat de vertrouwde dingen en mensen onbereikbaar worden.