Laat het nu zo zijn dat er na woensdag 1 juli 1863 – de dag van de Emancipatie- nog veel ergere dingen zijn gebeurd.
“Van sorry zeggen krijgt niemand een kromme mond”.
Een ander juweeltje uit de doos van Surinaamse oma en opa wijsheden:
“Sorry zeggen neemt niets van je weg”.
Inderdaad. Je vertrapt en verkettert, en daarna zeg je netjes “sorry” en boem, het is weer oké. De oud-redactieleden van DWDD, slachtoffers van de toeslagenaffaire, zullen allemaal zeggen dat sorry niets anders betekent dan dat de buitenwereld gelooft dat wat gebeurd is, inderdaad ook is gebeurd. Voor de sorry-zegger liggen de zaken net ietsjes anders. Zij gaan één keer verbaal diep door het stof om met geloken ogen "Mea culpa. Mea Maxima Culpa" te mompelen. Na een dergelijke knieval lopen ze verkwikt en vrij van zonden naar buiten. Wat zijn de excuses waard?
Bijvoorbeeld de kwestie slavernijverleden:
De Nederlandse regering heeft aangekondigd dat ze excuses zullen aanbieden voor het Nederlandse slavernijverleden. Het is een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis. En Mark Rutte wil in het reine komen met sommige controversiële aspecten uit het verleden.
De groep Caribische Nederlanders die jarenlang heeft gelobbyd voor excuses is extatisch. Eindelijk vindicatie! Eindelijk gerechtigheid! Een deel van de groep, die compensatie eist, zit waarschijnlijk nu al te tellen en te rekenen, want er komen een aantal leuke projecten voorbij waar zij en, niet te vergeten, hun matties mee kunnen cashen.
Trevor Noah waarschuwde in zijn programma The Daily Show dat excuses en compensatie het eindpunt zijn. Het lot van elke 1-issue-beweging. Immers hun politieke bewegingsruimte beperkt zich tot een enkel issue. Dus is er na het excuus geen plek meer aan tafel. Ook al kom je - zoals Shirley Chisholm ooit zei - met je eigen klapstoeltje.
Laat het nu zo zijn dat er na woensdag 1 juli 1863 – de dag van de Emancipatie- nog veel ergere dingen zijn gebeurd, omdat de mensen niet echt vrij waren.
Want direct daarna begon de periode van het Staatstoezicht die “verordonneerde” dat de vrijgemaakten die op de plantages werkten, de zogenaamde plantageslaven, voor een periode van 10 jaar gedwongen werden om gratis te blijven werken op een plantage (hoe genereus!) van hún keuze. De socioloog Rudolf Van Lier, beschreef in Samenleven in een grensgebied (1950) hoe precair en problematisch deze periode voor de vrijgemaakten in het bijzonder, en de kolonie Suriname in zijn algemeenheid, is geweest. De periode van het Staatstoezicht bevestigt onder andere dat de slavernij rustte op een uitgebreide bureaucratie, die tot op zekere hoogte de slaven beschermde tegen willekeur en disproportionaliteit.
Relevant voor de discussie is dat de slavernij - hoe affreus dan ook - de kurk was waarop de economie van de kolonie Suriname dreef. Diverse toeleveringsbedrijfjes vaak in handen van Joden en vrijgekochte mensen moesten na de Emancipatie de deuren sluiten. De Nederlandse regering kon en wilde niet investeren in de noodlijdende kolonie en dat heeft grote gevolgen gehad voor de economische ontwikkeling van Suriname (Suriname werd continu op een macro-economisch dieet gezet).
Surinaamse wetenschappers en zwarte activisten hebben het werk van Van Lier weggezet als “het werk van de mulatten-elite”, maar zij hebben zelf geen wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van een Suriname-gecentreerd curriculum. Na het onderzoek van Van Lier is er ondanks deze - ongefundeerde - kritiek niets gebeurt. Er wordt geen geld gegeven aan mensen die dit soort controversiële kwesties willen onderzoeken.
Van slaaf tot horige. Werken tot men er letterlijk bij neerviel, terwijl boze plantage-eigenaren riepen dat ze niet genoeg gecompenseerd waren. Vrije mensen verplichten op zondag naar de kerk te gaan. Hun kinderen verplichten om naar school te gaan. Ze straffen als ze geen Nederlands konden spreken. De vrijgemaakten op de plantages kregen te maken met arbitrair geweld, uitbuiting en racisme. Niet langer was daar een agent die erop toezag dat de wreedheden niet de spuigaten uitliepen. De (gebrekkige) medische hulp verdween, dus ging de gezondheid van de vrijgemaakte rap achteruit. Bilharzia. Malaria. Lepra. Dodelijke ziekten. Ook was er sprake van hongersnood omdat vrijgemaakten geen eten meer kregen maar ook hun kostgrondjes niet konden bewerken.
Toen de periode van het staatstoezicht ten einde kwam werden de meeste vrijgemaakten verdreven van de plantages om plaats te maken voor contractarbeiders uit India en Nederlands-Indië. Hen restte niets anders dan hun heil te zoeken in een stad met zeer beperkte kansen en mogelijkheden. Voor de stadsslaven was de situatie ietsjes gunstiger. Voor hén geen staatstoezicht. Zij kregen de kans om een nieuw leven te beginnen maar omdat de economie op zijn gat lag, was het ook voor hun sappelen geblazen.
Op Grenada, Barbados en Jamaica kwamen de vrijgemaakten in opstand tegen de horigheid en andere verregaande vormen van bevoogding. En dus werd de apprenticeship al snel na de emancipatie al snel weer afgeschaft. Vooral in Suriname werden de vrijheden van de vrijgemaakte mens steeds verder beknot. Naast wetgeving om de samenleving te “vernederlandschen” kwamen er ook wetten om de Afrikaanse cultuur - winti rituelen - en het Sranan (lingua franca) aan banden te leggen.
De kerken hielpen mee om de mensen klein te houden. Tijdens de herdenking 50 jaar afschaffing slavernij zei Richard Voullaire, Praeses van de Evangelische Broedergemeente Suriname, dat de vrijgemaakte mens lui en vrijpostig was. De vrouwen, zo sprak hij in zijn rede, wilden niet langer als bedienden werken. Ze wilden studeren en wilden het liefste een baantje op kantoor. De mannen, zei hij, waren lui en gaven al hun geld uit.
Het slachtofferen van slachtoffers is iets van alle tijden. De Netflix-documentaire over het proces tegen de nazi-kampbewaarder Demjanjuk is daar een prachtig voorbeeld van. De slavernij is, hoe vreselijk ook, een van de vele misdaden tegen de menselijkheid die gepleegd werden op deze aarde. Het verhaal dat de slavernij alleen mensen afkomstig uit Afrika trof is mijns inziens een valse. Orlando Patterson, nog zo een wetenschapper die door zwarte activisten wordt verguisd, stelt dat slavernij een eindige situatie is, en dat de precariteit van deze status wordt bepaald door de wijze waarop men naderhand omgaat met deze zwarte periode.
In Suriname en de rest van het Caribisch gebied, worden de jaren 50 gekenmerkt door zelfbeschikking-paradigma’s en de opkomst van zwart leiderschap. In de jaren 60 volgde de herwaardering van het Sranan, Papiamento en de eigen zwarte cultuur. Zwarte Piet ging Pieterbaas heten en mocht niet meer met zijn roe zwaaien.
Het tragische is dat vele Surinamers de reveille van zwart zelfbewustzijn maar niets vonden. “Het riekt naar communisme”, zeiden ze, terwijl ze spoorslags naar Nederland vertrokken. Nederland had geen tanden, maar het beet wel erg hard. Het mooiste juweeltje uit de doos van Surinaamse wijsheden, wat mij betreft. En omdat Nederland zo keihard bijten kan roepen hun kinderen en kleinkinderen vandaag om excuses... voor de slavernij welteverstaan.
Wat zijn de excuses waard? En wat gebeurt er als er eenmaal “ sorry, we zaten fout” is gezegd en iedereen van pure ontroering vergeet dat de meest kardinale zaken nog besproken moeten worden? Institutioneel racisme, en de wijze waarop deze post hebben gevat in de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld. Of Baudet en zijn Boreale matties met botox en filler oude, versleten, naar dood en verderf ruikende ideeën over rassensuperioriteit en raszuiverheid in leven willen houden, en dat niemand dat verbiedt.
Inderdaad. Mea culpa roepen terwijl je diepe kniebuigingen maakt... je krijgt er geen kromme mond van. Het is een probaat politiek middel om jezelf te verschonen, en om te kritische stemmen tot stilzwijgen te brengen. Shut the fuck up! Jullie hebben nu toch je zin? Dus verder niet lullen!
Vraag maar aan Matthijs Nieuwkerk. Hij zal je midden in je face toeschreeuwen dat sorry zeggen niets van hem weggenomen heeft. Dat sorry zeggen allemaal voor de bühne was, en dat hij rustig doorgaat met wat hij aan het doen was.