Dit kabinet is bezig een oorlogsverklaring uit te schrijven geadresseerd aan alle kritische componenten in onze cultuur. Co-auteur: Elke Uitentuis
Afgelopen zondag en maandag vonden de protesten tegen de bezuinigingen op de kunstsector plaats. Boijmans Bezet (geïnitieerd vanuit de beeldende kunsten) werd na een dag van voordrachten gevolgd door de Mars der Beschaving (geïnitieerd door de podiumkunsten), die in de avond en nacht van Rotterdam naar Den Haag liep, om vervolgens door te gaan naar het Malieveld waar alle disciplines bijeenkwamen om hun zorg over de voorgenomen bezuinigingen en een steeds kleinzieliger wordende Nederlandse samenleving met elkaar te delen.
Desondanks besloot een groot bataljon aan ME en politie de ongeveer vierhonderd demonstranten met geweld op te drijven naar het station. Jongeren werden zonder pardon met een wapenstok geslagen en opgestuwd. Op weg naar het station werden terrasbezoekers ongenadig van hun stoel gesleurd – tot huilens toe – en werden zij gedwongen zich bij de demonstranten te voegen, zich niet bewust van de situatie waarin zij terecht waren gekomen.
Wij willen hier niet de vorm van de demonstratie verheerlijken. Niet in het algemeen, en niet die van gisteren. Ieder protest is een uiting van wanhoop en woede en veel liever genereren we nieuwe platforms, voeren we een open debat en geven we vorm en inhoud aan nieuwe artistieke en politieke agenda’s, met als doel ons te verzetten tegen de controlemaatschappij en mogelijkheden te scheppen voor een open samenleving. Een slachtofferrol, zoals een demonstratie die vaak in de hand werkt, proberen we in dit proces te allen tijden te vermijden, maar gezien de toon van het huidige politieke debat voelen we ons genoodzaakt solidair te zijn met de protesten vanuit de kunsten. Om bestaande wanhoop gezamenlijk te uiten en een moment van ontmoeting te creëren, waaruit nieuwe ideeën kunnen ontstaan: dat moment was er afgelopen zondag en maandag.
In onze grondwet is het recht op spontane demonstratie verankerd. Dit is het recht om zonder goedkeuring vooraf, spontaan en geweldloos uiting te geven aan onvrede. Geschokte, huilende mensen en bebloede jongeren waren gisteren het gevolg van een excessief intimiderend politie-optreden, als reactie op een kleine groep die zich ongeveer twee uur geweldloos voor het parlement zetelde. Zijn honderden politieagenten en ME’ers nodig om enkele kunstenaars met geweld weg te drijven? Zonder dat er een steen gegooid is, zonder dat een scheldwoord is gevallen, zonder dat er sprake was van de dreiging van een rel?
Dit kabinet is bezig een oorlogsverklaring uit te schrijven geadresseerd aan alle kritische componenten in onze cultuur. En het optreden van de politie mag als een waarschuwing gelden voor ons, maar ook voor hen. Er is geen redelijker en geen beter beargumenteerd protest denkbaar dan dat van de kunstsector dusver. Wij hebben gesproken, gediscussieerd, gelopen, gescandeerd en elke vorm van geweld uitgesloten. Gisteren is er echter een grens gepasseerd die nog vele andere groepen staat te wachten indien zij handelen naar de democratische gedachte, de gedachte dat de openbaarheid iedereen toebehoort, dat zij een plek is van ontmoeting en uitwisseling. De gedachte dat de openbaarheid een plek is waar het politieke proces in haar volle schoonheid wordt ontvouwd.
Deze plek is ons nu met geweld ontnomen. Het is de plek die we maatschappijbreed zullen moeten gaan bevechten en terug moeten winnen op de politiek van repressie en geweld die deze regering niet alleen in woorden, maar ook in daden voor blijkt te staan.
Feit is dat wij gisteren veel meer zijn verloren dan de Nederlandse culturele infrastructuur alleen.