Wat zou ons kunnen verbinden? Wat maakt de Europese samenleving echt de moeite waard?
De introductie van de euro op 1 januari 2002 was een waagstuk. Zo moeten de directeuren van de Centrale Banken het gevoeld hebben. Dat verklaart waarom ze zich bij de keuze van het ontwerp voor de papieren bankbiljetten geen buil wilden vallen. Wat moest er op komen staan, hoe moest het eruit zien? Het mocht geen specifieke associatie oproepen met een van de aangesloten landen, want dan zouden de anderen zich buitengesloten voelen. Wat werd het dus wel? We werden “verrast” met bruggen en poorten, als teken en cliché van dat we met elkaar verbonden zijn, en zo saai mogelijk vorm gegeven. De bankdirecteuren hebben het veilig gehouden. Dat wel. Maar was het sprankelend, sprak het tot de verbeelding? Nou, neen.
Het is de bedoeling dat er over enkele jaren nieuwe euro-bankbiljetten in omloop gebracht worden. In 2024 gaat bepaald worden hoe die eruit zullen zien. Dat is dus een nieuwe kans om van de euro iets te maken wat wel tot de verbeelding spreekt.
Laten we eerst kijken naar wat men wereldwijd vaak op bankbiljetten zoal aantrof en -treft. Beroemde personen scoren goed. Dat gaat het voor de euro dus niet worden: er zijn zeven biljetten en 19 landen. Tussen haakjes, wat mij betreft moeten het er vier worden: € 5, 10, 20 en 50. De biljetten van € 100, 200 en 500 zijn alleen gemakkelijk voor criminelen. Of het vier biljetten worden of zeven, de meeste landen zullen zich gepasseerd voelen omdat ze niet op de proppen kunnen komen met hun beroemdheid. Tegelijk moeten we er niet aan denken dat een land een held van dubieuze snit aanlevert.
Wat we ook vaak op bankbiljetten aantreffen zijn industrieën en het tegendeel daarvan lieflijke landschappen en ornamentale gebouwen. Net als bij beroemdheden ligt de ruzie ingebakken, van welk land wèl en van welk niet? Bovendien, rond industrieën hangt de geur van vervuiling. Het is iets te veel romantiek om met landschappen aan te komen terwijl we weten dat veel land er uitgemolken bij ligt. Al decennia wordt er beroerd gebouwd. Het past niet om te pochen met onze laatst overgebleven gebouwen die esthetisch en visueel wel het aanzien waard zijn.
We hebben dus een uitdaging in het verschiet liggen: welke verbeeldingen, welke vormen, welke betekenissen stijgen uit boven de lamgeslagen sfeer van wat we in Europa niet met elkaar delen? Daarvoor moeten we voor ogen houden dat geld geen zielloze norm is. Europese bankdirecteuren dachten van wel: geen begrotingstekorten, geen inflatie, houden wat je hebt (als je hebt), en ze zochten daar een willekeurig plaatje bij. Het is een manier van denken waar geen diepte in zit, geen zorg voor mensen, geen streven om hun individuele en collectieve welvaart en welbehagen te koesteren, geen verlangen naar vrijheid, geen respect voor menselijke creativiteit die andere snaren raakt dan direct gewin. Geld moet de bedoeling hebben om dit alles juist wel mogelijk te maken. De bankbiljetten moeten tot uitdrukking brengen dat we maatschappelijke idealen hebben als stip aan de horizon.
Om tot goede ontwerpen te komen moeten opdrachtgevers – de Europese centrale bankiers – en ontwerpers hiervan doordrongen zijn, en weten in welk krachtenveld zij zich bewegen; het krachtenveld waar conflicterende esthetische dromen en gemeenplaatsen deel van uitmaken en waar sociale botsingen worden uitgevochten. De centrale vraag is dan, wat zou ons kunnen verbinden? Wat maakt de Europese samenleving echt de moeite waard? Dan kom ik uit bij het nastreven van essentiële mensenrechten, het principe van de rechtsstaat, non-discriminatie-beginselen en belangrijke sociale grondwaarden.
Een goede ontwerper is in staat boven het belerende van zulk soort waarden uit te stijgen en er een visueel rijke dimensie aan te geven die ons opgelucht doet ademhalen: zo kan Europa ook zijn. Het moedige ontwerp sleept ons weg van het doodlopende gebaande-paden-denken.
Joost Smiers is em. hoogleraar politicologie van de kunsten en auteur van Zwerflawaai en ander (on)gewenst geluid. Rust, reuring, overlast.