Veel veehouders ontkennen simpelweg dat zij verantwoordelijk zijn voor zoveel stikstof in natuurgebieden.
Kalverhouder Wim Brouwer uit de Gelderse Vallei piekert er niet over om te stoppen, vertelt hij aan de Volkskrant (Stoppen door stikstofplan? Deze kalverhouder piekert er niet over: ‘Het probleem is veroorzaakt in Den Haag’, 12 juni 2022). Zijn stallen met 1.340 kalveren voor de vleesindustrie liggen op een steenworp afstand van de Veluwe. Daar is volgens deskundigen de natuur ernstig aangetast door een overdosis stikstof uit – voor een groot deel – de intensieve veehouderij. “Geloof ik niks van” aldus Brouwer.
Feiten vs meningen
Grofweg 45 procent van de stikstof in de natuur komt uit de agrarische sector, met name uitgestoten in de vorm van ammoniak. Of je het nou gelooft of niet, dat is een feit. Maar veel veehouders ontkennen simpelweg dat zij verantwoordelijk zijn voor zoveel stikstof in natuurgebieden. In 2019 schalde tijdens de boerenprotesten; “de boer heeft schijt aan het Natura2000-beleid”. Het ontkennen van ongemakkelijke feiten is een veelgebruikte dooddoener in de klimaatdiscussie. Deze tactiek insinueert dat een ongefundeerde mening net zo zwaar weegt als de onomstotelijke waarheid.
Het boerenleven
Brouwer vertelt in de Volkskrant dat hij gehecht is aan zijn boerenlevensstijl. Als hij ’s ochtends om halfzes opstaat, zijn overall en kaplaarzen aantrekt, en plaats neemt op de Milkboy dan heeft Brouwer het gevoel dat hij dat voor zichzelf doet.
Dat klopt, hij doet dat voor zichzelf. Niet voor de kalfjes in ieder geval. Kalfjes die kort na de geboorte bij hun moeder zijn weggehaald en enkele weken later zijn verkocht aan de kalverhouder. Daar staan ze de eerste weken solitair in de kleine hokjes die je ziet op de foto bij de Volkskrant-reportage. Daarna gaan ze met z’n vijven naar een iets groter hokje. Deze kalfjes krijgen geen moedermelk van hun moeder, maar kunstmelk van de Milkboy.
In de wei zouden ze minder uitstoot veroorzaken – ammoniak komt vrij wanneer urine in contact komt met mest – maar vleeskalveren komen nooit buiten. Ze leven op een roostervloer boven hun eigen (ammoniakuitstotende) uitwerpselen.
Maatschappelijk nut
Naast het persoonlijk genot dat deze romantische levensstijl oplevert, meent Brouwer ook dat hij een nuttige rol vervult in de samenleving. Ja, veehouders produceren weliswaar een klein deel van het bruto binnenlands product waarbij ze relatief veel land in beslag nemen, maar dat land gebruiken voor woonwijken of recreatiegebied is volgens Brouwer niet in het belang van Nederland. “We produceren in de Gelderse Vallei enorm veel voedsel. Daar heeft de wereld veel meer aan dan nog een camping.”
Dat Nederland de wereld voedt, is hardnekkige onzin, zoals Marcia Luyten uitlegt in haar column met de treffende titel “Miljoenen mensen lijden honger omdat we ons graan liever aan dieren geven” (Volkskrant, 7 juni 2022).
Een nuttige rol voor de Nederlandse samenleving vervullen kalverhouders evenmin. Meer dan 90 procent van het Nederlandse kalfsvlees is voor de export. Omdat de Europese vraag naar kalfsvlees afneemt, zoekt de kalfsvleesindustrie bovendien steeds verder weg wonende consumenten, bijvoorbeeld in China en Japan. Ook van de Nederlandse zuivel is 65 procent bestemd voor het buitenland. Alleen de stikstof blijft achter in Nederland.
Na het interview met de Volkskrant gaat de ongelovige kalverhouder naar de jaarlijkse tractorpullingwedstrijd in Stroe. Op de vraag van de verslaggever of dat wel elektrisch is, zo midden in de Gelderse Vallei, schampert Brouwer: “We moeten wel normaal blijven denken. Tractorpulling moet naar diesel ruiken, lawaai maken en veel rook produceren.”
Het moge duidelijk zijn: ook ‘normaal’ is een rekbaar begrip onder veehouders.