Stel je een wereld voor waarin het denken in uitersten niet mogelijk is. Waarin polarisatie niet bestaat en waarin je niet wordt gedwongen om een zijde te kiezen.
Dat de anti-racismeprotesten in Amerika naar Nederland zouden overslaan was geen verrassing. Racisme is ook een probleem in Nederland. Recent bleek nog dat de Belastingdienst op basis van etnisch profileren een hele groep mensen ernstig in de problemen heeft gebracht. Dat het moeilijk is om te praten over racisme is ook geen geheim. Mensen die het probleem ter sprake brengen worden ernstig geschoffeerd. Je hoeft op Twitter enkel de hashtag Sylvana Simons in te toetsen om te constateren dat je als zwarte vrouw maar beter kan zwijgen over dit onderwerp. De eerste tweet die ik zag was van ene Jurgen die vindt dat het de schuld van Sylvana Simons is dat het racisme in Nederland toeneemt.
Het debat over de Black Lives Matter-demonstratie in Amsterdam laat goed zien hoe de steeds verdergaande polarisatie onze poldercultuur verdringt. Tegenstellingen worden versterkt en krijgen veel aandacht met als gevolg dat het gematigde midden amper nog te horen is. Voor nuance is weinig ruimte in deze wereld van soundbites en statements. De coronacrisis heeft de polarisatie ook geen goed gedaan. Het zijn onzekere tijden waarin een groot beroep wordt gedaan op de flexibiliteit van mensen terwijl autoriteiten, die richting moeten geven, erkennen dat er geen zekerheden zijn. In feite is het trial and error. Een eerlijke maar een moeilijke boodschap omdat mensen altijd zoeken naar houvast. Dat houvast wordt nu gevonden bij gelijkgestemden die met spierballentaal claimen wel de waarheid in pacht te hebben. Zo trekt iedereen zich steeds verder terug in zijn of haar eigen bubbel. Maar wat als mensen niet kunnen denken in uitersten en polarisatie niet zou bestaan? Hoe zouden we dan de afgelopen dagen beleefd hebben?
In een niet gepolariseerde samenleving hadden we het onrecht van racisme erkend. We zouden begrijpen dat het grondrecht van vrijheid van demonstratie (betoging) zou worden ingezet. We zouden niet hebben verwacht dat Halsema het protest zou verbieden. Die verwachting hadden we immers ook niet van Remkes een paar weken eerder, toen er anti-lockdown demonstraties in Den Haag waren. Dat er in Amsterdam meer mensen op de been waren dan voorzien en de 1,5 meter niet stand kon houden zou ons bezorgd maken. We waren immers ook bezorgd toen midden in de besmettingspiek de parken en de stranden volliepen. In een niet gepolariseerde samenleving zouden we hebben geluisterd naar de argumenten van de burgemeester en hebben gedacht dat politie, justitie en burgemeester op dat moment een zorgvuldige afweging hebben gemaakt. Achteraf kijk je altijd de koe in de kont zouden we in alle redelijkheid hebben gezegd.
Als er geen uitersten bestaan zou niemand hebben geroepen dat Halsema een linkse activist is omdat ze poolshoogte kwam nemen en een anti-slavernijbutton droeg (toevallig eerder die dag gekregen). Geen politicus zou het in zijn hoofd halen om van de minister te eisen haar op staande voet te ontslaan. Zo’n politicus zou best wel weten dat het zo niet werkt omdat dit een zaak is van de gemeenteraad. Als mensen niet in uitersten konden denken zouden we diep in ons hart snappen dat de demonstranten niet moedwillig Covid-19 stonden uit te lokken of hun middelvinger opstaken naar de zorg. We zouden ook weten dat het veroordelen van de samenkomst vanwege de gezondheidsrisico’s niet automatisch betekent dat je een racist bent. En dat je geen racisme-ontkenner bent als je niet mee hebt gedaan aan het op zwart zetten van je social media profiel.
Als er geen uitersten bestaan dan hadden we de boosheid over racisme en de boosheid over het niet naleven van de corona-maatregelen wederkerig erkend zonder rollebollend over straat te gaan. We hadden begrepen dat we uiteindelijk allemaal hetzelfde willen, een samenleving waar je gelijkwaardig, veilig en vrij mag zijn.