De invoering van de coronapas tijdens de pandemie was weliswaar "ingrijpend", maar geen schending van de grondrechten. Tot dat oordeel komt de rechtbank in Den Haag in een zaak die tegenstanders van het coronatoegangsbewijs hadden aangespannen. Dat meldt ANP. De tegenstanders eisten een schadevergoeding, maar die krijgen ze niet.
Het coronatoegangsbewijs (CTB) werd in september 2021 ingevoerd en eind februari 2022 weer afgeschaft. Mensen mochten in die periode alleen de horeca of evenementen bezoeken als ze waren gevaccineerd tegen het coronavirus, een recente negatieve testuitslag konden laten zien of konden aantonen dat ze waren hersteld van een coronabesmetting.
Volgens de rechtbank was het CTB wel "een inmenging" in de grondrechten, maar had de overheid daar goede redenen voor. De situatie was destijds "dermate riskant en onvoorspelbaar" dat de Staat "in redelijkheid tot de invoering van het CTB heeft kunnen besluiten".
De rechtbank wijst onder meer op de overbelasting van de zorg tijdens de pandemie en op de "breed gedragen wetenschappelijke en medische opvatting dat voorzichtigheid geboden was". In die situatie was het "begrijpelijk dat de Staat het zekere voor het onzekere heeft genomen" door de coronapas in te voeren. Dat deden ook veel andere landen, in de hoop het aantal besmettingen te beperken.