De Nationale Politie werkt zo slecht samen met buitenlandse opsporingsdiensten, dat er ‘spanningen met internationale partners’ zijn ontstaan en de internationale opsporing in de knel komt. Dat schrijft NRC op basis van een rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Het rapport verscheen donderdag na een onderzoek naar misstanden bij de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie. Het deel daarvan dat zich bezighoudt met informatie-uitwisseling met bijvoorbeeld Europol, Interpol en Schengen – het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (LIRC) – krijgt in het rapport een flinke onvoldoende. NRC haalt aan:
"De „onsamenhangende koers” en falende internationale samenwerking heeft bij de ongeveer tweehonderd medewerkers van deze dienst in Zoetermeer geleid tot „rolonduidelijkheid, gebrek aan prioritering, spanningen en een forse afname van het personele welzijn”, concludeert de inspectie, de hoogste toezichthouder op uitvoeringsorganisaties op het terrein van Justitie en Veiligheid."
Die gebrekkige samenwerking loopt uiteen van een Spaans verzoek tot het natrekken van een kenteken dat onbeantwoord blijft, tot zaken met direct veel verstrekkender gevolgen. Zoals in de zaak van de Marokkaanse Ibrahim El Bakkroui die Turkije werd uitgezet wegens extremisme en ook bekend was bij de FBI, maar desalniettemin via Schiphol Nederland kon binnenkomen omdat de Landelijke Politie de informatie over hem niet goed verwerkte. Kort erna blies El Bakkroui zichzelf op op de luchthaven van Zaventem in Brussel waarbij 17 mensen werden gedood.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de wanprestaties enerzijds voortkomen uit een gebrekkige ICT-infrastructuur. Het systeem zou zijn verouderd en ook is er een tekort aan voldoende en gekwalificeerd personeel. Daarnaast is er sprake van wanbestuur binnen het LIRC en heerst er een ‘verziekte werksfeer, waarbij men elkaar onder andere beticht van machtsmisbruik, vriendjespolitiek en ook discriminatie’. Na eerdere misstanden zouden er verbeterplannen zijn gemaakt, maar die bleken direct zo onduidelijk te zijn dat er alsnog niets mee gebeurde.