Als je de tweets van de Israël-supporters in de Tweede Kamer leest, zou je bijna denken dat hun Twitteraccount door het CIDI wordt beheerd. Of zelfs hun bankrekening. Neem bijvoorbeeld de nieuwste tweet van Dilan Yesilgöz-Zegerius:
“Het nieuws dat Hezbollah-leider Nasrallah is uitgeschakeld door het Israëlische leger luidt mogelijk een hoopvolle tijd in. In korte tijd lijkt de top van de terreurorganisatie Hezbollah te zijn aangepakt. Ik hoop dat er zo snel mogelijk een kans op vrede kan ontstaan. Er moet een einde komen aan deze ellende, er vallen zoveel onschuldige slachtoffers. Het aanpakken van de leiders van Hezbollah is voor iedereen die veiligheid en vrede wil, vooral de mensen in Israël, Libanon en Iran, goed nieuws. Maar ook voor ons in het Westen. Dergelijke terreurorganisaties hebben maar één doel: alles vernietigen waar wij, in vrije democratieën, voor staan.”
Ze heeft dit zelf vetgedrukt, alsof een argument overtuigender zou zijn door het simpelweg opvallender te maken. In werkelijkheid is niets minder waar. Het probleem is niet de oorlog, maar de bezetting. De oorlog is niet de ziekte, maar slechts een symptoom. Zelfs als de oorlog stopt, blijft Israël zijn territorium uitbreiden en steeds meer Palestijnen verdrijven. De oorlog is een direct gevolg van de bezetting en kan slechts op drie manieren eindigen:
1. Israël voert een volledige etnische zuivering van de Palestijnen uit.
2. Palestijnen accepteren om onder de bezetting te leven.
3. Israël en de internationale gemeenschap voldoen aan hun juridische verplichtingen.
Omdat de media u slecht hebben geïnformeerd, citeer ik hieronder een passage uit de brief van de regering aan de Tweede Kamer, met een bijna perfecte samenvatting van het oordeel van het Internationaal Gerechtshof:
“Op 19 juli 2024 heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH, het Hof) een advies uitgebracht inzake het optreden van Israël in de bezette Palestijnse Gebieden.
Adviezen van het IGH zijn niet juridisch bindend, maar wel gezaghebbend omdat het voornaamste gerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties (VN) daarin een uiteenzetting geeft van het geldend internationaal recht.
Het IGH stelt dat Israël verschillende regels van het internationaal recht schendt:
Volgens het Hof leiden de schending van het verbod op annexatie en het feit dat de Palestijnse bevolking het recht op zelfbeschikking niet kan uitoefenen ertoe dat de voortdurende aanwezigheid van Israël in de bezette Palestijnse Gebieden, en daarmee ook de voortdurende bezetting daarvan, onrechtmatig is.
Het IGH verbindt verschillende rechtsgevolgen aan de schendingen van Israël.
2) Andere staten (waaronder Nederland) hebben onder internationaal recht de verplichting om de situatie die is ontstaan door de onrechtmatige bezetting van Israël van de Palestijnse Gebieden niet te erkennen en om geen hulp of assistentie te bieden die bijdraagt aan het handhaven van de onrechtmatige situatie. Ook zijn alle staten op basis van het Vierde Verdrag van Genève verplicht te verzekeren dat Israël de regels van het humanitair oorlogsrecht zoals neergelegd in dat verdrag eerbiedigt.
Het advies bevestigt voorts de voortdurende toepasselijkheid van de Israëlische verplichtingen op basis van het bezettingsrecht in Gaza, ook na het terugtrekken van de Israëlische krijgsmacht uit Gaza in 2005.
Het Hof stelt in het advies verder vast dat het Israëlische optreden in de bezette Palestijnse Gebieden een schending oplevert van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. Dit artikel bepaalt dat staten die hierbij partij zijn in het bijzonder rassenscheiding en apartheid veroordelen, en verplicht zijn op hun grondgebied alle uitingen van dien aard te voorkomen, te verbieden en uit te bannen.
Het Hof gaat ook in op de Oslo-akkoorden. Het Hof erkent dat Israël en de Palestinian Liberation Organization (PLO) door middel van de Oslo-akkoorden afspraken hebben gemaakt over hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van de door Israël bezette gebieden. Israël heeft op basis van de Oslo-akkoorden zeggenschap over een groot deel van de bezette gebieden totdat Israël en de PLO tot andere afspraken en uiteindelijk een tweestaten-oplossing komen. Daarbij is inachtneming van de internationaal aanvaarde normen en beginselen op het gebied van de mensenrechten en de rechtsstaat van belang. Het Hof geeft aan dat de legitieme rechten van het Palestijnse volk die zijn erkend in de Oslo-akkoorden het recht op zelfbeschikking omvat. Verder geeft het Hof aan dat de Oslo-akkoorden partijen verbieden om “enige stap te initiëren of te nemen die de status van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zou veranderen, in afwachting van de uitkomst van de onderhandelingen over de permanente status”. Het Hof merkt ook op dat het bij de interpretatie van de Oslo-akkoorden rekening moet worden gehouden met artikel 47 van het Vierde Verdrag van Genève, dat bepaalt dat de beschermde bevolking de voordelen van het Verdrag niet mag worden ontnomen door een overeenkomst tussen de autoriteiten van de bezette gebieden en de bezettende macht. Samenvattend concludeert het IGH dat de Oslo-akkoorden Israël niet ontslaan van de verplichtingen onder het bezettingsrecht. Voorbeelden van door het IGH vastgestelde schendingen van het bezettingsrecht zijn de gedwongen verplaatsing van personen, het verplaatsen van de eigen bevolking naar bezet gebied en de vernietiging van eigendom.”
De brief heeft nagelaten te vermelden dat het Hof heeft vastgesteld dat de Palestijnen recht hebben op een onafhankelijke staat binnen de volledige bezette gebieden. Bovendien heeft het Hof verklaard dat alle staten verplicht zijn samen te werken om het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen te verwezenlijken. Een ander belangrijk onderdeel van de uitspraak blijft in de brief onderbelicht:
“The Court considers that the duty to distinguish dealings with Israel between its own territory and the Occupied Palestinian Territory includes, inter alia, the obligation to refrain from treaty relations with Israel in any instance where it purports to act on behalf of the Occupied Palestinian Territory, or any part thereof, in matters concerning the Occupied Palestinian Territory or parts of its territory; to refrain from entering into economic or trade dealings with Israel concerning the Occupied Palestinian Territory, or parts thereof, that may entrench Israel's unlawful presence in the territory; to refrain, in the establishment and maintenance of diplomatic missions in Israel, from any recognition of its illegal presence in the Occupied Palestinian Territory; and to take steps to prevent trade or investment relations that support the maintenance of the illegal situation created by Israel in the Occupied Palestinian Territory.”
Met andere woorden, Nederland moet alle handel met Israël stopzetten die de bezetting in stand houdt, zoals het importeren van producten uit de bezette gebieden. Daarnaast is het verplaatsen van de Nederlandse ambassade naar Jeruzalem, zoals vermeld in het regeerakkoord, verboden zolang de Palestijnen geen eigen staat hebben.
De taak van de Tweede Kamer is om de regering te controleren en ervoor te zorgen dat zij haar wettelijke plichten nakomt. Dus Dilan Yesilgöz-Zegerius moet zich richten op haar taak om de regering te controleren en ervoor zorgen dat Nederland het internationaal recht naleeft. Ze moet afzien van het goedkeuren van geweld, verheerlijken van doden en het verspreiden van propaganda voor de Israël-lobby. Dit is een essentiële voorwaarde voor het bevorderen van vrede.