Door de term 'Gouden Eeuw' af te schaffen, beroof je je zelf van de kans om uit te leggen dat de Gouden Eeuw van de een niet de Gouden Eeuw van de ander hoeft te zijn en dat er misschien zelfs een samenhang bestaat tussen vrijheid en welvaart voor de een en armoede en onderdrukking voor de ander.
Tot de pareltjes in mijn boekerij behoort Gerard Knuvelders Vanuit wingewesten: een sociografie van het zuiden uit 1930. Het is een verontwaardigde aanklacht tegen de achterstelling van het zuiden, de katholieke provincies Noord-Brabant en Limburg. Na de oorlog werd Knuvelder vooral bekend als literatuurhistoricus en schrijver van schoolboeken maar in zijn jonge jaren was hij een verwoed aantaster van gevestigde denkbeelden van zelfvoldaan Nederland.
Mij leerden de broeders op de Sint Jozefschool dat het in “in de Gouden Eeuw niet alles goud was wat er blonk”. Zij brachten ons de betekenis van dat gezegde bij net als die van heel veel andere zegswijzen. Elke dag een draadje, is een hemdsmouw in het jaar. Op dat mes kun je naar Keulen rijden. Met de hoed in de hand komt men door het ganse land.
Wij katholieken, vernamen wij tot onze verontwaardiging, werden in de Gouden Eeuw onderdrukt en moesten voor mis en sacramenten naar schuilkerken. In Brabant en Limburg was het eerder een ijzeren eeuw. Katholieken werden van alle openbare functies uitgesloten. De beide provincies golden officieel als veroverd gebied dat van Den Haag uit werd bestuurd of liever gezegd geëxploiteerd. Brabant en Limburg werden klein en arm gehouden. Die tijd was nog steeds niet helemaal voorbij, zeiden de broeders van wie sommigen een zachte g hadden.
Nog steeds moesten “wij katholieken” op school beter ons best doen dan andersgelovige kinderen want anders schoven ze je bij sollicitaties aan de kant. Dan namen ze een jongetje van de Dr. de Visserschool voor christelijk nationaal onderwijs in de Westfrankelandsestraat.
Silicon Valley Met andere woorden: wat dat Amsterdam Museum doet, is niks nieuws. Iedereen weet wel ongeveer dat de zeventiende eeuw extreme verschillen kende tussen armoede en rijkdom en dat er een enorme discrepantie in economische ontwikkeling bestond tussen Holland en Zeeland anderzijds en de overige provinciën. Je kwam dit soort informatie niet alleen in geschiedenisboeken en historische studies tegen maar ook in romans, zoals van de ooit bekende Dick Dreux, een socialistische schrijver van spannende zeeroversboeken, die zijn sociale gevoel had verplaatst naar de zeventiende eeuw. Of denk aan de prachtige boeken van professor Arie van Deursen, zoals het kopergeld van de zeventiende eeuw.
Toch bepleitte destijds niemand de afschaffing van de term ‘Gouden Eeuw’. Want het was ondanks al dat onrecht wél de tijd van Rembrandt en Vermeer. De Republiek der zeven Provinciën was hoe dan ook het meest ontwikkelde deel van Europa, het Silicon Valley van zijn tijd. In de Zaanstreek alleen al draaiden duizend productiemolens. Het fluitschip, dat op de werven langs de Zuiderzee, bijna in serie werd gebouwd, was het werkpaard van de oceanen. Christiaan Huygens en Antonie van Leeuwenhoeck waren grote vernieuwers van de wetenschap, die wat betekenis betreft vergelijkbaar waren met een Stephen Hawking. Kranten en boeken zetten lezers in heel Europa aan het denken want kennis was een belangrijk exportproduct. Overal in Europa verboden machthebbers de boeken en de kranten uit de Republiek, die in tal van talen verschenen, maar handige smokkelaars wisten ze altijd ongezien over de grens te krijgen. Een prestatie van groot formaat.
Lezen en schrijven was in de republiek trouwens geen privilege van een kleine elite: een groot deel van de bevolking was geletterd.
Gewone mensen Wat dat betreft was vooral de periode 1600 – 1660 zeker een Gouden Eeuw. Als het Amsterdam Museum op wil komen tegen de zelfvoldaanheid – die gruwelijke Nederlandse eigenschap – over de grootsheid van dit verleden, dan heeft het groot gelijk. Je vervalst de geschiedenis als je Nederland neerzet als bakermat van de vrijheid, maar tegelijkertijd zwijgt over de afschuwelijke homoseksuelenjacht uit de eerste decennia van de achttiende eeuw, als je wel de een replica van een Oostinjevaarder trots aan de kade legt, maar geen volledig ingericht slavenschip (zou trouwens een uitstekend idee zijn voor Vlissingen).
Dat doe je ook als je de term ‘Gouden Eeuw’ afschaft omdat die niet inclusief zou zijn. Je berooft je zelf dan trouwens ook van de kans om uit te leggen dat de Gouden Eeuw van de een niet de Gouden Eeuw van de ander hoeft te zijn en dat er misschien zelfs een samenhang bestaat tussen vrijheid en welvaart voor de een en armoede en onderdrukking voor de ander.
En nog erger: je doet of de gewone mensen dom zijn.
Tip: ga eens naar boekwinkeltjes en kijk of je daar van Dick Dreux nog de Vrije Nering kunt krijgen. In zo’n gebonden ARBO-uitgave van de Arbeiderpers uit de jaren vijftig.