We zien een giftige mix ontstaan tussen de gevolgen van de coronapandemie, al langer bestaande verschillen en nieuwe technologie.
Het beloven onstuimige jaren twintig te worden. Wetenschappers en planbureaus waarschuwen dat de coronapandemie sociaaleconomische verschillen versterkt en maatschappelijke ongelijkheid verdiept, tussen mensen met en zonder veilig sociaal vangnet, en mensen met en zonder economische bescherming.
De pandemie versterkt daarmee een trend die al jaren zichtbaar is: die van scherper wordende scheidslijnen in onze samenleving. Op de arbeidsmarkt en de woningmarkt, in de zorg en het onderwijs, bij de digitalisering en de klimaattransitie, en in het functioneren van onze democratie. Er tekent zich een hoogopgeleide bovenlaag af in Nederland, met goed werk, huisvesting, inkomen en kapitaal, en een lageropgeleide onderlaag, zonder deze middelen. Het bracht het Sociaal Cultureel Planbureau er in 2014 al toe te spreken van ‘gescheiden werelden’, waarbij zelfs de beladen term ‘sociale klasse’ viel.
En het coronavirus is niet de laatste fundamentele verandering waartoe we ons de komende jaren moeten zien te verhouden. De klimaattransitie en de verdere technologisering, robotisering en digitalisering van de samenleving gaan diepgaande invloed hebben.
We zien dus een giftige mix ontstaan tussen de gevolgen van de coronapandemie, al langer bestaande verschillen en nieuwe technologie. Er is alle reden om aan te nemen dat deze situatie ook grote politieke gevolgen heeft. Eind 2018 beschreef de Staatscommissie parlementair stelsel hoe vertrouwen in de politiek mede afhankelijk is van bezit van economisch en sociaal kapitaal. ‘Bijna 30% van de bevolking vertrouwt de politiek niet, stemt niet of twijfelt sterk.’ Dit dwingt tot overpeinzing. Wat vinden we een rechtvaardige verdeling van kansen en welvaart in deze onstuimige tijd?
There is no alternative Het is precies deze vraag die de afgelopen decennia naar de randen van ons politieke debat is gedrukt. Enerzijds doordat onze politiek technocratischer is geworden. Sinds de entree van de nieuwe zakelijkheid in de jaren tachtig van de 20 e eeuw, is politiek sluipenderwijs verworden tot het zo goed en efficiënt mogelijk managen van problemen. Expertise en ethiek raakten in disbalans. Het was de geboorte van het there is no alternative -denken, waarin politieke opvattingen plaatsmaakten voor de oplossingen van ‘professionals’, die met ‘interventies’ beter in staat zouden zijn langetermijnbelangen te behartigen. Anderzijds speelde het toenemende geloof in markten en ‘de burger als consument’ een rol, ook wel omschreven als ‘de neoliberale draai’. Het privatiseren of op afstand plaatsen van overheidsdiensten zou de efficiëntie ten goede komen, en daar zou uiteindelijk iedereen van profiteren.
Zware taak voor nieuw kabinet Het einde van dit tijdperk is in zicht, maar vanzelf gaat dat niet. De kabinetten van de jaren 2020 – te beginnen met het kabinet dat aantreedt na de verkiezingen van 17 maart – wacht een zware taak om de vraag wat we rechtvaardig vinden weer terug te brengen naar het hart van onze politiek.
Het is niet voor het eerst dat Nederland worstelt met een nieuwe tijd. In 1897 trad het ‘kabinet der sociale rechtvaardigheid’ aan van liberaal Nicolaas Pierson, eveneens een tijd van groeiende maatschappelijke verschillen, veroorzaakt door jaren van gedateerd laissez-faire denken en een economie die zich razendsnel ontwikkelde door technologische innovaties. In slechts vier jaar tijd maakte het kabinet goed wat jaren was blijven liggen, onder meer met een woningwet, een gezondheidswet, een leerplicht en een ongevallenwet.
Het zou goed zijn als we ons – in aanloop naar de komende verkiezingen en gedurende de kabinetsformatie – laten inspireren door Pierson en zijn ministers. Het is er, 124 jaar later, de hoogste tijd voor.