De column van Nicholas Kristof in de New York Times met de titel "Our Basic Human Pleasures: Food, Sex and Giving" raakte een snaar met zijn voorbeelden van dat we ons goed voelen, als we goed doen. Uiteraard heeft dat betrekking op de massale reacties op de aardbeving in Haïti.
Laat me daar een evolutionair punt bij maken.
De overheersende aanname is lange tijd geweest dat mensen rationeel bezig zijn hun winsten te maximeren. De Westerse maatschappij was op dit principe gebouwd, met Margaret Thatcher en Ronald Reagan als politieke boegbeelden. De biologie ondersteunde dit beeld door te spreken over ‘egoïstische genen’, wat door sommigen verkeerd werd uitgelegd door te stellen dat dat betekende dat we per definitie egoïstisch waren. Hebzucht was goed.
Het afgelopen decennium ontstonden er steeds meer twijfels aan dit beeld in de economische wetenschap, de antropologie, de psychologie en ook de neurowetenschappen, die resulteerden in een groep wetenschappers die stelden dat mensen van nature geneigd waren tot samen werken en van nature empathisch en altruïstisch waren. Zij stelden vraagtekens bij het rationele keuze-model van de Homo economicus. Maar ze stelden jammer genoeg tevens dat we hierin uniek zijn en het product van een speciale evolutionaire kracht. Het leek wel alsof ze het over een ‘goddelijke vonk’ hadden, ook al noemden ze het niet zo.
Deze verandering van inzicht kwam voort uit proeven waaruit bleek dat wanneer mensen aan anderen geld geven hun pleziercentra in de hersenenen geactiveerd worden (niet alleen bij de ontvangers, maar ook bij de gevers) en dat als je mensen spelletjes laat spelen waarin ze kunnen kiezen tussen concurrentie en samenwerking, ze vaker samenwerken dan rationeel gezien goed voor hen is. Mensen wijzen ook onrechtvaardigheid af, ook al hebben ze daar zelf geen voordeel bij. Kortom wij mensen volgen geenszins de zelfzuchtige modellen van de economen.
Tegelijkertijd wisselden primatologen ook van gedachten over altruïsme en vonden dezelfde of vergelijkbare empathie en altruïsme buiten onze eigen soort. Apen nemen soms grote risico’s om elkaar te helpen, bijvoorbeeld tegen roofdieren (chimpansees in het oerwoud verdedigen elkaar tegen luipaarden) of vijanden (vrouwtjes verdedigen elkaar tegen gewelddadige mannetjes). Chimpansees delen spontaan voedsel met elkaar en in een recent experiment zagen we dat primaten ook beloningen voor anderen veilig stellen als ze daar zelf niet van profiteren. Aangezien ze geen beloning nodig hadden om dat te doen, is het mogelijk dat ze het voor een interne beloning deden. Wellicht dus dat ook andere primaten plezier beleven aan geven.
De omstandigheden waaronder ze deze impuls volgen zijn vrijwel zeker beperkter dan bij de mens, maar de onderliggende psychologie zou heel goed dezelfde kunnen zijn.
Chimpansees vertonen spontaan altruisme (hier helpt een moeder haar zoon uit een boom). Dat is bevestigd door recente systemathische experimenten naar de neiging om anderen te helpen.
Dit verandert uiteraard ons beeld van de natuur. In plaats van te claimen dat de menselijke empathie een uniek, recent product van de evolutie is, zou het veel dieper geworteld kunnen zitten. Dat is een optimistische boodschap. Ik zou me zorgen maken als zo’n belangrijke capaciteit als empathie pas kort geleden geëvolueerd was, omdat dat kan betekenen dat het binnenkort weer verdwenen kan zijn.
Dit betekent echter niet dat de neiging te helpen zelfzuchtig is. Dat is een misleidende formulering, omdat echt egoïsme zou dicteren dat je alles voor jezelf houdt. Het betekent alleen maar dat de natuur ons een ingebouwde prikkel heeft gegeven om gedrag te vertonen dat de gemeenschap versterkt, net als het ons ingebouwde prikkels heeft gegeven om te eten en ons voort te planten.
We moeten ophouden te luisteren naar ideologen die hun overleving-van-de-sterkste visie op de natuur als recept voor de maatschappij zien en meer rekening gaan houden met wat we in de afgelopen jaren geleerd hebben over de menselijke primaat.
Klik hier voor de column van Nicholas Kristof in de New York Times