Het voornemen van Christa Noëlla om niet te herdenken is een echo van een oudere herdenkingstraditie
Ondanks dat mijn grootouders betrokken waren bij ondergronds activisme tegen de Duitse bezetter hadden ze maar weinig op met de steeds nationalistischer wordende dodenherdenking op de Dam. De oproep van Christa Noëlla is wat dat betreft meer in lijn met het wereldbeeld van mijn grootouders dan met degene die nu moraliserend en belerend op de bres springen voor de nationalistische invulling van 4 mei.
Mijn grootmoeder heeft zich als medewerker van de PTT tijdens de Duitse bezetting onder andere verdienstelijk gemaakt door post van de bezetter te verbranden. Het was niet iets waar ze lang over na hoefde te denken, tijdens een nachtdienst stookte ze de kachel op. Als communistische activist raakte ze naast dit soort ad hoc acties ook betrokken bij meer georganiseerde vormen van verzet. Dat is niet verwonderlijk: het was een voortzetting van haar activisme vóór de bezetting.
Zo werkte ze mee aan het maken en verspreiden van illegale kranten. De meeste Nederlanders bleven aan de zijlijn toekijken. En misschien hadden ze gelijk, afwachten was immers veiliger. Activisme tegen de bezetting betekende niet alleen een gevaar voor jezelf, maar ook dat je een grote kans liep je kameraden en vrienden plotseling te verliezen. Zo werd mijn grootmoeders toenmalige vriend (niet mijn grootvader) gedeporteerd naar Sachsenhausen.
Pogingen om dit en groter verlies te herdenken werden na de oorlog door de uiterst conservatieve autoriteiten niet gewaardeerd. Mijn grootmoeder kreeg het letterlijk aan de stok met de politie. Toen ze mij dit later vertelde kon ik dat niet begrijpen. Waarom zouden agenten met getrokken sabel op een oorlogsherdenking inhakken? Nederland was toch juist voor het herdenken van de oorlog? Maar terugkijken is het niet vreemd dat haar herdenking de kop in werd gedrukt en men de oorlog liever wilde vergeten.
De meest strijdbare delen van het verzet vochten immers niet voor Nederland en Oranje, maar tegen nationalisme, kolonialisme en fascisme. Na de oorlog zette dat verzet zich in één moeite voort in de vorm van verzet tegen de Nederlandse aanval op het onafhankelijk wordende Indonesië. Na het van overheidswegen bestrijden van de ‘rode’ herdenking volgde later de vorming van een nationalistische herdenkingstraditie, met een prominente rol voor de Oranjes.
Dat laatste was vooral tegen het zere been van mijn grootvader. Hij was minder actief tijdens de bezetting. Hij staakte aan het begin van de oorlog samen met Delftse medestudenten tegen de vervolging van Joodse docenten. Tijdens die staking werden zijn Indonesische medestudenten vrienden voor het leven. Na de staking hield mijn grootvader zich schuil in de Achterhoek om tewerkstelling te ontwijken. Ook voor hem was de nationalistische herdenking op de Dam en de viering op 5 mei verdacht. Ik herinner mij zijn diepe minachting voor het defilé op 5 mei omdat Nazi-sympathisant Prins Bernhard daar aan meedeed.
Mijn grootouders hadden weinig op met de nationale dodenherdenking. Herdenken gebeurde wel: de Februaristaking, Ravensbruck en andere kampen, maar ook Hiroshima en verschillende fusilladeplaatsen. Ook in ander activisme klonk de herinnering aan de oorlog door: ondersteuning van antikoloniale strijd, verzet tegen racisme en de opvang van vluchtelingen. Dit waren vaak internationale bewegingen, de vrouwenbeweging en de vredesbewegingen zochten elkaar internationaal op.
Dit internationalisme en grensoverschrijdende solidariteit werd gezien als wapen tegen nieuw geweld, nationalisme werd gezien als het probleem. Ik denk niet dat ik mijn grootmoeder ooit het denigrerende woord ‘moffen’ heb horen gebruiken. Het ging immers niet om ‘de Duitsers’, maar het nazistische fascisme en antisemitisme.
De herdenking op 4 mei was voor de vrienden en kameraden van mijn grootouders gekoppeld aan concrete plaatsen. Ze herdachten daar waar hun vrienden en kameraden gefusilleerd, opgepakt of gedeporteerd waren. De nationale herdenking op de Dam is zo bezien meer bedoeld voor kortom degene die de oorlog op een nationalistische manier willen herdenken.
Dat is iets heel anders dan de dodenherdenking zien als een waarschuwing tegen oorlog, fascisme en racisme in het algemeen. De oproep van Noëlla is zo bezien een echo van een oudere herdenkingstraditie die de oorlog wil herdenken om het nationalisme en fascisme dat eraan vooraf ging te bestrijden.