Een oproep
Voor de jaren-Covid werd je in het openbaar vervoer ruim bediend met gratis kranten. Metro, Spits en kortstondig De Pers hadden hun eigen afhaalpunt (zouden al die zware, ijzeren bakken nu net als de afgedankte telefooncellen bij verzamelaars in de tuin staan?) of werden uitgedeeld door vrolijke venters met malle mutsjes op. Stad- en streekbus werden zelfs uitgerust met een vast uitgiftepunt voorin de bus.
De landelijke kranten klaagden steen en been over teruglopende oplagen mede door het feit dat de in bus en trein achtergebleven exemplaren van de gratis kranten vele malen werden ‘herlezen’. Dit fenomeen vond plaats náast de gewoonte waar reizigers sowieso al krant en blad achterlieten. Al dan niet bewust tot zwerfboek gemaakte exemplaren waren een aparte categorie en ik meen dat de Nederlandse Spoorwegen zelf ook een soort circuitje introduceerden van ‘trein-zwerfboeken’. Kortom, de gezellige bibliotheek op wielen was flink uitgerust met leeswaar van allerlei aard.
De tweedeling was daar ook duidelijk te onderscheiden. Lagen in de eerste klas vooral Financieel Dagblad en NRC te verwezen, daar waren Volkskrant en Trouw in de tweede klasse oververtegenwoordigd (Een Telegraaf ben ik gelukkig zelden tegengekomen). Voor geluksvogels lag er zelfs nog wel eens een weekendbijlage of een heus magazine in de bagagerekken. Had je een getraind oog tenslotte dan was je letterlustig kostje gekocht en las je ook nog eens wat nieuws uit andere parochie. Het aanbod was dermate dat zowel de NS als ‘gratis kranten’ opriepen toch vooral de uitgelezen krant mee te nemen daar de trein naarmate de dag vorderde verwerd tot een rijdende oud-papierwinkel. Aan die oproep werd ondanks de recalcitrante aard van ons volk nog redelijk gehoor gegeven ook.
Toen Covid zijn lelijke hoofd roerde was het als bij toverslag over met het overvloedig kranten-aanbod. De gratis kranten verdwenen geruisloos alsook het netwerk van verspreiders en krantenbakken op stations. Nog een jaar lang kon men her en der in de provincie een zieltogend, roestend exemplaar van het rode of groene staal ontwaren maar de kranten zelf verdwenen uit beeld en kwamen nooit meer terug. Bij het verschijnen van de mondkapjes en verplicht afstandelijk gedrag verdwenen ook de landelijke kranten uit de trein.
Sterker nog, er bleef helemaal niets meer achter, geen folder en geen boekje. De collectieve reizigersgeest omarmde de besmettingsparanoia en het opmerkelijke is dat dat tot op de dag van vandaag zo is gebleven. Jammer, want wat was er nu avontuurlijker dan een beetje door de trein te struinen, hopend op verse oogst? Soms was het puzzeltje van de dag al gemaakt of stonden er aardige terzijdes in de kantlijn geschreven. Hoe intiem een enigszins beduimelde krant als gevonden voorwerp ook te verrijken met een eigen bijdrage en dan weer achter te laten voor een volgende reiziger. De romantiek van het gevonden voorwerp. Zoals men zich bij de blik op die ene paradijsvogel wel eens afvraagt; “Waar zou hij of zij naar op weg zijn” zo rees dan soms automatisch de vraag “Van wie was dit krantje of wie las dit boek”?
Achtergelaten boeken spraken sowieso tot de verbeelding of zette aan zelf ook eens een exemplaar te laten zwerven volgens de ongeschreven regels van dit ruil-piramidesysteem. Er verdween een stukje avontuurlijk element uit het treinreizigersleven dat ik niet goed kan duiden. Geen individualisering of digitalisatie-leed dit keer. Kranten en bladen worden in de trein nog steeds gelezen, hetzij in ietwat mindere mate, maar verdwijnen daarna klaarblijkelijk in de tas van baas of bazin om in de huiselijke papierbak te verdwijnen.
Zeer verheugd was ik dan ook deze week een achtergelaten DVD in de trein aan te treffen, en hoewel een draak van een titel glimlachtte dit trein-weesje mij hartelijk toe. Gewoon de vondst om de vondst dus en de DVD zwerft inmiddels via een bibliotheekkastje al weer verder in het weggeefcircuit. Onverwachte bijvangst van een ritje waarmee ik in mijn hart zo blij was als een kind dat zijn schoen had gezet en de volgende ochtend beloond zag met een marsepeinen peentje. Het is niet altíjd een kinderhand die gauw is gevuld.