Voor sommige CDA’ers lijkt Pieter Omtzigt haast een heilige die moet worden verheerlijkt. Maar net als alle stervelingen is ook hij niet onfeilbaar.
Het CDA staat aan de vooravond van een bij voorbaat door velen historisch genoemde bijeenkomst. Op het partijcongres van 11 september discussiëren en besluiten CDA-leden met elkaar over 31 verschillende inhoudelijk resoluties. Drie verschillende rapporten worden door CDA’ers besproken; het evaluatierapport van de commissie-Spies , het rapport over governance van de Taskforce-Van Rooy en het inhoudelijke c.q. ideologische rapport van Van Zwol.
De meeste leden kijken echter vooral uit naar de speech van politiek leider Hoekstra. Gaat Hoekstra kritische leden inhoudelijk én als leider overtuigen? Maar de naam die het meest over de christendemocratische tong zal rollen, is niet Hoekstra, niet Spies, niet Van Rooy, niet Van Zwol en ook niet die van interim-partijvoorzitter Van Rij. Het partijcongres gaat in essentie ook over Pieter Omtzigt. Het Kamerlid dat om niet-inhoudelijke redenen zijn CDA-lidmaatschap heeft beëindigd. Het waren de interne omgangsvormen en uiteindelijk de commotie over zijn uitgelekte notitie die hem deden besluiten te stoppen als CDA’er. Maar ondertussen blijft het CDA zijn inhoudelijke agenda, zoals verwoord in zijn bestseller ‘ Een nieuw sociaal contract ’, in alle opzichten omarmen. Dat gebeurt echter zonder intern, inhoudelijk debat daarover. En daarmee dreigt deze omarming vooral een strategische zet en minder een intrinsiek gemotiveerde keuze te zijn.
Inmiddels is het in februari gepubliceerde ‘Een nieuw sociaal contract’ alweer toe aan de negende druk. Een ongekend succes voor een politiek boek. En niet geheel ten onrechte. Het boek is, mede dankzij de bijdrage van Welmoed Vlieger, bijzonder aangenaam geschreven, inhoudelijk inspirerend, overtuigend en bovendien buitengewoon actueel. Terwijl politiek Den Haag volkomen klem zit binnen haar eigen ziekelijke bestuurscultuur en Nederlanders langer dan ooit op een nieuw kabinet moeten wachten, schetst Omtzigt een alternatief voor diezelfde cultuur. Een aantal elementen daarvan neemt Van Zwol namens het Wetenschappelijk Instituut van het CDA over in zijn op 6 september jl. gepubliceerde verslag. Een verslag dat moet leiden tot een reeks van discussies tussen CDA-leden tussen 11 september en 11 december 2021.
Ondertussen is Omtzigt zich actief als zelfstandig Kamerlid aan het voorbereiden op zijn rentree in de Kamer na zijn ziekteverlof van de afgelopen maanden. Op 17 september vertelt hij in De Balie uitgebreid over zijn politieke plannen. Dat kan leiden tot een politieke beweging met de potentie een serieuze concurrent voor het CDA te worden.
Wat in de afgelopen chaotische politieke maanden echter nog maar beperkt is gebeurd, is het inhoudelijk bediscussiëren van Omtzigt’s boek. De oppervlakkige en strategische reflecties overheersen, maar je kunt Omtzigt niet meer beledigen dan door zijn ideeën klakkeloos en zonder enig debat over te nemen. Een scherpgeestige denker als hij wil, denk ik, juist een inhoudelijke discussie waarna mensen – en zeker CDA’ers – intrinsiek gemotiveerd en overtuigd hun politieke en maatschappelijke werk verlicht en geïnspireerd kunnen vervolgen. Graag lever ik een bijdrage aan dat debat, want op tien punten heb ik de nodige kanttekeningen bij Een nieuw sociaal contract , namelijk:
Waar gaat het wél goed in ons openbaar bestuur? Het boek staat bol van misstanden en pijnlijke voorbeelden van een disfunctionerende overheid, maar we leven gelukkig in een land waar het openbaar bestuur geregeld ook wél succesvol is. Dergelijke ‘good practices’ ontbreken en daardoor is de balans zoek. Van welke goede voorbeelden kunnen we leren? Omtzigt noemde eerder enkele goede voorbeelden die een plek in zijn bok hadden verdiend: kleinschalige gemeenten met menselijk contact met hun inwoners en de Sociale Verzekeringsbank.
Diplomademocratie: Omtzigt stelt om meerdere redenen een ander kiesstelsel voor om het huidige te vervangen, maar dan blijven we last hebben van de ‘diplomademocratie’. Een Tweede Kamer die vooral bestaat uit elitaire, hoogopgeleide volksvertegenwoordigers die minder een intrinsiek appèl voelen om volksvertegenwoordiger te zijn. Het dieperliggend probleem dat ik in Omtzigt’s boek mis: steeds minder Nederlanders zijn, om verschillende redenen, lid van een politieke partij. Daardoor blijven steeds vaker carrière- en beroepspolitici over om in het parlement zitting te nemen. Een kritische reflectie op het interne functioneren van politieke partijen is ook nodig en dat wordt gemist.
Adequate ondersteuning voor de Kamer: het boek bevat ten onrechte geen analyse van het beperkte aantal Kamerleden, noch van de beperkte inhoudelijke ondersteuning via beleidsmedewerkers en ontbreken goede, eigen adviesorganen of -raden zoals de Raad van Economische Adviseurs die de Kamer zelf afschafte.
Democratisch tekort door structuur van het openbaar bestuur: Ik mis de rol van zelfstandige bestuursorganen en agentschappen die mettertijd zijn gecreëerd als creatieve uitvoeringsorganen voor de Rijksoverheid met wel de lusten van de overheid (vooral structurele financiering), maar niet de lasten (democratische verantwoording en ministeriële verantwoordelijkheid). Kunnen we de uitvoering van de overheid ook niet anders en beter organiseren vanuit democratisch perspectief?
Mediacratie: Ik had verwacht dat Omtzigt dieper in zou gaan op de mediacratie. Dat was ook in lijn geweest met zijn eerdere bijdragen binnen en buiten het parlement. De invloed van de (sociale) media op het functioneren van politiek, politici en openbaar bestuur is onmiskenbaar groot. Alsook hun invloed op de kennis en inzichten van de bevolking en de electorale gevolgen daarvan. Dat heeft direct gevolgen voor de samenstelling van de Tweede Kamer en indirect ook voor de samenstelling van het kabinet. Bovendien beperken teveel parlementaire journalisten zich tot de grote lijnen en te weinig nemen de tijd voor diepgravend journalistiek onderzoek. Dit thema wordt nodig gemist in Een nieuw sociaal contract.
Het gevaar van populisme. Wat ook had gepast, is het benoemen dat populistische partijen het gevolg zijn van de kernproblemen die Omtzigt in zijn boek signaleert. Maar ook: dat ze zeker niet de oplossing zijn voor dezelfde problemen. Ze leveren doorgaans lege, demagogische schijnoplossingen die ten koste gaat van maatschappelijke en politieke cohesie. Ze zijn soms zelfs antidemocratisch en ondermijnend voor de rechtsstaat. Hier is Omtzigt, mijns inziens, niet concreet en scherp genoeg over in zijn boek.
Burgerschapsvorming: Een nieuw sociaal contract tussen burgers en overheid betekent ook het stimuleren van actief burgerschap onder burgers. Burgerschapsvorming is immers de basis van duurzame maatschappelijke participatie van en door burgers. Het herintroduceren van woningbouwverenigingen gaat niet werken als Nederlanders zo passief blijven als ze nu zijn. Zie ook het vrijwilligerswerk dat in allerlei opzichten tanende is. We moeten Nederlanders al op jonge leeftijd mentaal vormen en prepareren op het leven als toekomstig burger en dat gaat vrij matig, zie ook rapporten van de Onderwijsinspectie.
Er ontstaat minder politieke versnippering als we in Nederland een hogere kiesdrempel invoeren zoals in Duitsland. Dit zorgt ook voor meer stabiliteit en rust in de Kamer en komt de bestuurbaarheid van ons land (lees het formeren van kabinetten) ten goede
Economisme: Omtzigt is terecht kritisch op de modellenwereld in het openbaar bestuur. Wat in zijn kritiek echter ontbreekt, is de achtergrond daarvan. Naar mijn idee is de achtergrond onder andere een (neoliberale) behoefte vanuit de filosofie van ‘New Public Management’ om de overheid als een bedrijf te runnen, gericht op winstmaximalisatie. In het geval van de overheid c.q. BV Nederland betekent dat maximale economische groei realiseren. Progressieve partijen van GroenLinks tot Partij voor de Dieren hekelen het ‘economisme’ in dit kader: het heilige geloof in een zo groot mogelijke economische groei als op zichzelf staand doel. Dit verdient een christendemocratische reflectie, verbonden aan het Rijnlands Denken van ‘waarden boven winst’. Zonder kritiek op dit deel van de modellenwereld blijft Omtzigt’s kritiek ongebalanceerd en incompleet.
Institutioneel racisme: Terwijl Omtzigt, logischerwijs, veel casuïstiek ontleent aan de kinderopvangtoeslagaffaire mis ik zijn aandacht voor het institutionele racisme dat onmiskenbaar in deze affaire een rol speelde. Het etnisch profileren van burgers en op grond daarvan hen een hoger risicoprofiel toedichten, is een misstand die voor mij als biculturele Nederlander door merg en been gaan. Juist vanwege Omtzigt’s dossierkennis in deze en al zijn contacten met benadeelde ouders met een migratieachtergrond had ik hier meer over willen en misschien wel moeten lezen.
Voor sommige CDA’ers lijkt Pieter Omtzigt haast een heilige die moet worden verheerlijkt. Omtzigt is gewoon een mens van vlees en bloed, doch met een christendemocratisch hart van goud en een briljante geest. Maar net als alle stervelingen is ook hij niet onfeilbaar. Desondanks gaat zijn boek er bij de nodige CDA’ers kritiekloos in als Gods Woord dat bij een ouderling. Uit respect voor Omtzigt bepleit ik juist een inhoudelijke discussie over zijn ideeën, zodat het CDA zelf na afloop van deze discussie, bijvoorbeeld op 11 december, tot verrijkte ideeën kan komen ter verbetering van het openbaar bestuur en de bestuurscultuur. Want dat is broodnodig.
Dave Ensberg-Kleijkers is bestuurskundige, was CDA-lid en won in 2015 de Jan-Peter Balkenende Award.