Vandaag is het 8 maart, Internationale Vrouwendag. Deze dag heeft grote betekenis. In de hele wereld gaan vrouwen de straat op voor gelijke rechten. Ook in Nederland vieren we Internationale Vrouwendag steeds uitbundiger. De geschiedenis van deze dag gaat terug naar 8 maart 1908 toen textielarbeiders in New York de eerste staking door vrouwen organiseerden. Zij verzetten zich tegen de slechte arbeidsomstandigheden in de industrie en eisten ‘brood en rozen’. De socialistische vrouwenbeweging heeft onder leiding van Clara Zetkin een aantal jaren later 8 maart uitgeroepen tot Internationale Vrouwendag.
Hoewel de vrouwenbeweging ons de afgelopen eeuwen veel heeft gebracht, is er ook nu veel te doen. Veel vrouwen werken hard (betaald en onbetaald) maar kunnen toch niet rondkomen. Zij hebben kleine, onzekere contracten in de zorg, schoonmaak en catering. Als bijstandsgerechtigden hebben vrouwen vaak te maken met het fenomeen van werken zonder loon. Zij zijn vaak bezig met overleven in plaats van leven.
Vakbond FNV heeft onlangs een rapport uitgebracht over werken zonder loon en verdringing van betaald werk door onbetaald werk: Verdringing door re-integratie trajecten en ‘vrijwilligers’ werk , FNV visie en ervaringen. In dit rapport staan ervaringen centraal van bijstandsgerechtigden die werken maar toch geen loon ontvangen. Dit gebeurt vanuit de Participatiewet onder de noemer van begeleiding van bijstandsgerechtigden naar werk. Dat mag niet leiden tot verdringing van betaald werk. Zo staat ook in de wet. Toch is dat wat er in de praktijk gebeurt omdat gemeenten en werkgevers lang niet altijd toetsen op verdringing.
In plaats van brood en rozen krijgen mensen te maken met werken zonder loon. Dit heeft naast steeds strengere wetten en regels voor werkzoekenden alles te maken met de individualisering en flexibilisering van de arbeidsmarkt. Steeds meer onzekere banen met onzekere contracten en een moordende concurrentie. Werknemers worden tegen elkaar uitgespeeld met weinig bestaanszekerheid. Ook zijn veel publieke banen zoals in de zorg, openbaar vervoer en publieke diensten weg bezuinigd.
Door de bezuiniging van het vorige kabinet zijn tot wel 60.000 mensen hun baan in de zorg verloren. Verzorgend personeel in verzorgingshuizen zoals helpenden, gastvrouwen en voedingsassistenten maar ook huishoudelijke hulpen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Juist zij komen moeilijk aan de bak vanwege hun opleiding en leeftijd. De FNV constateert dat dit werk nu voor een belangrijk deel door vrijwilligers en als tegenprestatie vanuit de bijstand wordt gedaan. Zonder loon wel te verstaan.
Neem Petra, een bijstandsgerechtigde uit Amsterdam. Vanuit de bijstand volgde zij een leerwerktraject waarbij ze twee jaar lang vier dagen per week onbetaald werkte als helpende in een verzorgingshuis. Tegelijkertijd ging ze een dag per week naar school om het diploma voor helpende in de zorg te verkrijgen. Zij haalde dit diploma na twee jaar en zou die baan eindelijk krijgen in het verzorgingshuis. Toen kwam de bezuiniging en ging de baan aan haar neus voorbij. Maar een half jaar later moest ze een participatieplaats invullen van de gemeente. Ze moest werken als helpende in haar eigen verzorgingshuis! Met diploma maar nog altijd zonder loon.
Wie ook zonder loon moest werken is Cindy, een andere bijstandsgerechtigde. Al jaren werkt ze via de sociale werkvoorziening maar zonder loon. De laatste keer dat ze er heeft gewerkt voor drie maanden moest ze bollen prikken. Werk wat sociale werkvoorzieningen binnenhalen voor arbeidsgehandicapten maar waar ook niet arbeidsgehandicapten zoals Cindy aan moeten werken. Met een verschil: de arbeidsgehandicapte die krijgt er (geheel terecht) loon voor. Cindy niet. Terwijl ze diploma’s heeft, kan en wil werken, wordt ze zelfs als ze werkt oneerlijk behandeld.
Dit leidt ook nog eens tot verdringing van het werk van arbeidsgehandicapten. De FNV heeft berekend dat in 2019 bijna 17.000 uitkeringsgerechtigden meer dan drie maanden met slechts behoud van uitkering werkten. Een verdubbeling ten opzichte van 2015, toen de Participatiewet werd ingevoerd. Zo zijn er talloze verhalen van vrouwen, jong en oud, die gedwongen worden te werken zonder dat er loon tegenover staat.
Terwijl in ons land het wettelijk minimumloon (geen vetpot) de bodem van het loongebouw zou moeten zijn. De norm is immers dat bij werken loon hoort, ten minste het wettelijk minimumloon of het CAO-functieloon. De Tweede Kamer erkent dit probleem en heeft een aantal jaren geleden in meerderheid voor onze initiatiefwet verdringingstoets gestemd. Hiermee krijgen gemeenten, werkzoekenden en werkgevers een instrument in handen om verdringing te voorkomen.
Deze wet wordt morgen in de Eerste Kamer besproken. Iedereen, van links tot rechts, van gemeenten tot bonden en werkgevers is het met elkaar eens: wij willen geen verdringing van betaalde banen door onbetaalde banen. Als dat zo is, dan is het nu de tijd om de daad bij het woord te voegen. De verschillende partijen in de Eerste Kamer hebben het laatste woord om werken zonder loon te stoppen. Voor Petra en Cindy, voor alle vrouwen (en mannen) die toen en nu strijden voor brood en rozen.