Hoe meer we integreren, hoe meer verwijderd we geraken van onze familie. Tegelijkertijd worden we in het Westen gezien als mensen die hier niet horen
Gelukzoekers! Zo worden mensen zoals ik genoemd.
Migranten. Wij worden gelukzoekers genoemd. Maar wij zijn meer dan gelukszoekers. Er is meer te vertellen over migranten dan dat ze hier zijn om economische redenen. Meer over hen te vertellen dan dat ze niet of wel kunnen integreren. Al die termen, die manieren van kijken naar migranten, zijn gebrekkig.
Vandaag wil ik u vragen om migranten en de samenleving te vrijwaren van dat gebrek.
De Vrijwaring van Gebrek, een van de Four Freedoms, van President Roosevelt. In de traditionele betekenis gaat dit over de vrijwaring van een zekere armoede. Armoede die is ontstaan als gevolg van een falende staat. Als gevolg van het uitbreken van oorlog. Een noodtoestand. Een natuurramp. Of de gebrekkige levensstandaard zonder voedsel, kleren, zorg, of een dak boven het hoofd. Dat alles valt onder Vrijwaring van gebrek.
Aan dit rijtje wil ik iets toevoegen. Iets figuurlijks toevoegen. Namelijk een gevoel van gebrek. Een gevoel van armoede, en dat gerelateerd aan migranten.
We hebben het nauwelijks over het gevoel van gebrek. Laat staan over hoe we migranten kunnen bevrijden van dat gevoel van gebrek, gevoel van armoede.
Vandaag wil ik U iets laten zien van mijn persoonlijke migratieverhaal. En dat begint bij de migratiegeschiedenis van mijn ouders. Deze geschiedenis is, afgezien van details hier en daar, niet zo uniek. Ze is juist archetypisch. Het verhaal van velen. Van vele migranten.
Migratiegeschiedenis Mijn vader was 19 toen hij naar Engeland migreerde. Ik geloof dat het in de sterren stond geschreven dat hij naar Engeland zou gaan. Mijn vader, net als mijn moeder, werd geboren in Brits-Indië. Een kolonie van Groot-Brittannië. Hij was 6 jaar oud toen de Britten vertrokken uit Brits-Indië. De eerste Brexit. Deze dekolonisatie scheurde Brits-Indië in twee landen, India en Pakistan. Het was een van de bloederigste episodes in onze geschiedenis, met 2 miljoen doden! 10 miljoen vluchtelingen! We weten het niet of zijn het vergeten.
Maar mijn vader weet het wel en is het niet vergeten. Als zesjarige bevond hij zich opeens in een nieuwe vaderland, Pakistan. De Engelsen vertrokken een voor een. Het grote machtige Groot-Brittannië, weg. Toen hij opgroeide, zag hij de een na de andere jonge man vertrekken uit zijn omgeving, naar Engeland. Engeland heette perdees , het paradijs, en dat beloofde wat.
Kon het bestaan dat hij achterbleef? Het was bijna een erekwestie, naar het buitenland gaan. Dat durfde hij toch zeker ook? Hij wilde niet ‘de achterblijver’ zijn. Want dat is wat migratie doet met de mensen die niet ook migreren; zij worden opeens de achterblijvers – in meerdere betekenissen van het woord.
Vader dacht, ik ga een paar weken naar Engeland. Een tijdje rondkijken, een radio kopen, en dan keer ik terug naar Pakistan. Al snel dacht hij, ik blijf wat langer, vijf jaar, veel werken, veel sparen, en dan terugkeren. Al snel voegde mijn moeder zich echter bij hem, en al hun kinderen, waaronder ikzelf, werden uiteindelijk in Engeland geboren. De terugkeer, dat prachtige idee, daar kwam niets van terecht.
Mijn ouders probeerden het wel. Het was een belofte waar ik steeds van hoorde. Ooit zouden we terugkeren naar waar we horen. Naar Pakistan.
Ik, geboren, in 1970, in Slough, net naast Heathrow, herinner me hoe ik vaak keek naar de vliegtuigen die boven ons huis voorbijvlogen, en hoe ik dacht, daar boven in de wolken, ligt Pakistan. Dichtbij de hemel. Een betere plek voor ons migranten. Mijn ouders probeerden het echt wel. Terug te keren. Als baby werd ik naar Pakistan gestuurd, samen met moeder. Maar na twee jaar kwamen we terug. Daarna migreerden we naar Nederland. Mijn vader wilde namelijk weg uit Engeland. Hij had er nare ervaringen gehad. In elkaar geslagen op straat, een paar keer, omdat hij een darky was, een paki was. “Paki go home” was een leus die je in die tijd overal zag, op muren gekalkt, en hij voelde zich gediscrimineerd. Hij was ook nieuwsgierig. Wilde andere landen leren kennen. Hij was onrustig. Hij reisde over het continent, en kwam toen in Nederland. Terug in Engeland vertelde hij ons: daar zeggen de mensen dag tegen je op straat. Je hebt er de beste melk en de beste boter. En de langste komkommers.
In 1980 verhuisden we naar Nederland. Een frisse start in een land waarmee ik geen enkele binding had. Maar we zouden niet lang blijven. Want, zei mijn vader, als migrant ben je niet echt thuis. Ben je een tweederangsburger (mijn woorden). Het is uiteindelijk beter om in je eigen vaderland te wonen. In 1984 ondernamen we dan echt die grote terugkeer. Maar in 1986 waren we alweer in Nederland. En we bleven. Voor even. Zei mijn vader.
Volgt u het nog?
Ik was 15 jaar oud en had een vijf dubbele migratie tussen drie verschillende landen achter de rug. U kunt het zich vast voorstellen: ik voelde ik me nergens meer thuis. Ontheemd. En dat gevoel heb ik nooit meer van me kunnen afschudden. In mijn geval pakte dat gelukkig uit. Ik kreeg een fascinatie voor migratie. Ik heb als jurist gewerkt met migranten en vluchtelingen.
En later ben ik erover gaan schrijven.
Over de ontheemden, de wortellozen. Waar horen ze? Hebben ze heimwee? Waar voelen ze zich thuis? Passen ze zich aan? Integreren ze? Hoe moeilijk is dat! Hoe mogelijk?
Ik ben over al die dingen gaan schrijven.
Heimwee. Roots. Integratie. Gelukzoekers!
Ik schreef erover. Maar het is maar een beperkt beeld van de migrant. Een gebrekkig beeld. Er is meer. Meer.
Gelukzoekers? Migranten? Ze zijn ook verdrietvinders.
Verdrietvinders Mijn ouders migreerden naar het Westen, op zoek naar geluk. Maar zo doende lieten ze een hele familie achter. Een familie die op dat moment verscheurd raakte. Voor altijd ontwricht. Zo vertelde mijn oom mij dat hij zes was toen mijn moeder, zijn grote zus, die altijd voor hem gezorgd had, naar Engeland vertrok. Hij zag haar opeens nooit meer. Er was toen geen internet. Geen skype. Geen geld om te bellen. Laat staan geld voor mijn moeder om elk jaar naar Pakistan te reizen.
Mijn oom heeft er een gevoel aan overgehouden van groot verlies, van een verdriet zoals je dat voelt als iemand overlijdt. Hij zag mijn moeder pas een paar jaar later weer terug. En na luttele weken ging ze wéér weg, naar Engeland, en het duurde daarna acht jaar voordat hij haar weer zag.
Ja, wij migranten zijn gelukzoekers. Maar we zijn ook verdrietvinders. Zo herinner ik me als de dag van gisteren het jaar 1983. We woonden in Nederland. Ik was 13 jaar oud was. Mijn oma was ziek, in Pakistan. Mijn ouders waren al een tijdje aan het sparen om het jaar erop, 1984, naar Pakistan te gaan, voor altijd. Maar oma was ziek. Moesten we niet meteen maar gaan? Dat kon er niet af. Tickets waren duur en mijn vader verdiende niet veel. Mijn ouders legden moeizaam geld ervoor opzij, dubbeltje voor dubbeltje. Voor die reis, een jaar later. Voor hen en hun zes kinderen.
En toen stierf mijn oma, die ons altijd brieven schreef, omdat ze haar zes kleinkinderen wilde zien, die ze al 11 jaar niet had gezien. Ik heb haar dus nooit echt ontmoet, nooit echt gekend. Op school gingen de kinderen van mijn klas op zondag naar hun oma. Ze vertelden erover op school. Ik had me al die jaren alleen maar kunnen verbeelden hoe dat was, naar je oma gaan. Ruim een decennium lang. Ik wachtte erop, om haar ooit te zien. Jaren, jaren. En nu was ze dood.
Ik heb veel familie die ik al decennia niet meer heb gezien. Een maand geleden kreeg ik de groeten van een favoriete neef van mij. Hij is bijna zeventig. Ik heb hem sinds 1984 niet gezien. Je blijft hopen maar dat er een moment komt dat je elkaar toch weer ziet. Al is het maar voor één keer.
Maar dit is slechts de heimwee, de uitgerekte heimwee.
Nu kunnen we toch vaker gaan? Geld genoeg. Vliegtuigen genoeg. En dan dat internet. Fijn he? Nee, niet fijn, want er is iets gebroken voor altijd.
In mijn laatste roman Brieven in Urdu vertel ik het verhaal van een tweeling die uit elkaar wordt gerukt, de een vertrekt naar Detroit, en doet het in Amerika redelijk goed. Hij is rijk genoeg om eens in de zoveel tijd terug te reizen naar zijn familie in Pakistan. Daar woont de andere helft van de tweeling. De achterblijvende helft.
De zoon van de Amerikaanse tweeling heeft flitsende sneakers aan, u weet wel, sneakers die licht geven, dansende lichtjes als je je voeten beweegt. De Pakistaanse zoon kijkt ernaar en wil die schoenen. Smeekt erom. Vanaf dat moment voelen de achterblijvers dat ze gefaald hebben. Ze zijn niet zo flitsend, niet zo rijk en succesvol als de migranten. Zij falen en dat kan alleen veranderen als ze ook migreren. Maar dat kan niet. Dus hun gevoel van armoede neemt toe. Hun gevoel van gebrek.
Bij de Amerikaanse migranten aan de andere kant groeit een gevoel van tekortschieten. Ze hadden eigenlijk voor iedereen die schoenen mee moeten nemen. Bij hen groeit dus ook een gevoel van schaamte om hun status en rijkdom. Zij hebben meer, en ook de vrijheid om te komen en te gaan. De rest van de familie heeft weinig of niets. Er ontstaat verwijdering. Dat voel ik ook. Ik bel ze weleens, familie. Laatst sprak ik met een verwant die me vertelde dat hij graag wil dat zijn dochter in het buitenland studeert. Ik hield me op de vlakte. Ik weet dat het ijdele hoop is. De grenzen zijn veelal gesloten voor miljarden mensen op aarde, ook mijn verwanten in Pakistan. Ik weet dat het ijdele hoop is dat zijn dochter in het buitenland studeert. Maar als mijn dochter dat wil, dan kan het wel. Je schaamt je op zo’n moment, je hebt verdriet en je houdt je eigen verhaal van wat hier allemaal mogelijk is voor je. Er ontstaat steeds verwijdering.
Zo vertelde me een vriendin me dat ze eens in Marokko was, en bij de familie langsging, en toen iedereen kwam. Dertig man. De hele familie. Ze lieten alles liggen en staan. Dat was niet belangrijk. Kinderen gingen niet naar school. Dat was niet belangrijk. Zij was belangrijk. Ze had status. Zij had eer. Ze had geld. En ze schaamde zich.
Dat hebben veel migranten, dat ze zich schamen. Je wilt het de mensen daar het niet lastig maken. Door je verhalen. Je rijkdom. Door je vrijheid. Jij met je vrijheid komt langs, jij met je vrijheid gaat weer weg.
Internet En was dat maar het enige. Maar het blijft niet daarbij. Tegenwoordig zien ze via internet iedere dag de beelden van rijkdom en vrijheid. Waardoor hun gevoel van armoede exponentieel gegroeid is. De wens om hiernaartoe te komen is dus ook exponentieel gegroeid. Maar ook de frustratie, omdat die wens niet gerealiseerd kan worden. De grenzen zijn dicht. De grenzen dicht. De digitale verkeer open. Een soort digitaal sadisme. Wij voeden hen met beelden, en houden de grenzen dicht. Zal dat op den duur goed blijven gaan?
Conclusie De migranten zijn gelukzoekers. Maar ze zijn ook verdrietvinders.
Ze hebben allemaal familie die achterbleven, en het verdriet uit een ontwricht gezin te komen. Hoe meer we integreren, hoe meer verwijderd we geraken van onze familie. Hoe meer we hier hebben, hoe meer we ons schamen om wat wij hebben en zij niet. Hoe meer we van hen verwijderd raken. Tegelijkertijd worden we in het Westen gezien als mensen die hier niet horen. De werkelijkheid van de migrant is dat hij nergens meer hoort, nergens thuis is.
Vrijwaring van gebrek Bevrijd ons van de gebrekkige manier van kijken naar migranten. Bevrijd de achterblijvers van het gevoel van armoede. Vrijwaar hen van dat gebrek!
Bovenstaande tekst is de lezing die Naema Tahir heeft voorgedragen in het kader van de Vrijheidscolleges 2017