In de liberale samenleving is vrijheid gekoppeld aan de egocentrische beslissing op het gebied van handel en kapitaalverkeer. Daardoor krijgen degenen die veel vergaarden ook veel vrijheid van handelen, wat ten koste gaat van degenen die weinig of geen bezit of kapitaal hebben. Deze laatste groep mensen was in het algemeen wars van deze liberale stroming en historisch aanhanger van socialisme, communisme of sociaal confessionalisme. In de huidige tijd is het neoliberalisme nog steeds de dominante economische stroming, maar de maatschappelijke tegenstellingen zijn verlegd van bezitsrijk versus bezitsarm naar cultuurconform versus afwijkend van de heersende cultuur. Welke groepen mogen meedoen en welke groepen worden geïsoleerd of uitgesloten? Wie behoort tot de echte Nederlanders en wie niet?
Het is vooral Wilders die deze tegenstelling uitvergroot en er electoraal garen bij spint. Ik vraag me af wat zijn drijfveer is. Is het iets persoonlijks, omdat hij er zelf vroeger als, jongen met mooi donker haar niet bij hoorde? Of meent Wilders echt dat onze samenleving ten onder gaat als niet-autochtonen op eigen wijze deelnemen aan het maatschappelijk leven? Wilders zoekt voortdurend gedragingen en uitingen die hem niet bevallen om ze te plaatsen in een nationalistisch kader. Zo is voor hem de hoofddoek symbool voor onderdrukking. Wie de columns en boeken van Lale Gül leest, weet dat het dragen van een hoofddoek een vorm van onderdrukking kan zijn, maar ook kan staan als symbool voor eigen keuzevrijheid, en een vorm van protest tegen discriminatie op grond van gender of overtuiging. Dat dit in landen, als Iran, Afghanistan en het Midden-Oosten - door mannen geleide samenlevingen met opgelegde voorschriften voor de zedelijkheid van de vrouw - tot extreme vormen van onderdrukking leidt.
Waar het in essentie om gaat is of mensen zelf mogen bepalen wat ze wel of niet aantrekken. We mogen daarbij niet vergeten dat van oudsher ook in ons land vanuit de lokale gemeenschap of vanuit het geloof veel kleding- en gedragsvoorschriften golden, die altijd strenger waren voor de vrouw dan voor mannen. In sommige geloofsgemeenschappen wordt het nog altijd niet gewaardeerd als vrouwen een broek dragen. En tot 2006 konden vrouwen geen lid worden van de SGP. De emancipatie van de vrouw is ook nu nog heel actueel als het gaat om gelijk loon naar werk en het verkrijgen van topfuncties.
Het begrip vrijheid waar velen zich op beroepen is een beladen begrip en geen eenduidig of simpel begrip. Zo is absolute vrijheid een verraderlijk ideaal, omdat er altijd begrenzingen zijn van de omgeving of van anderen, waardoor we gedwongen zijn om keuzes te maken en rekening met elkaar te houden. De vrijheid die de een claimt kan die van de ander ernstig beknotten. Samenleven betekent onderhandelen over vrijheid en persoonlijke ruimte. Het is zinvol om terug te grijpen op artikel 1 van de grondwet: “Iedereen die zich in Nederland bevindt moet in gelijke gevallen gelijk worden behandeld”. Daaruit volgt onweerlegbaar dat er niet mag worden gediscrimineerd op grond van ras, geslacht, opleiding, beroep, leeftijd, levensovertuiging, intelligentie of fysieke uitrusting. Als artikel 1 van de grondwet de norm van samenleven is dan moeten we voortdurend de dialoog aangaan over wat wel kan en mag en wat niet. Is er gelijke behandeling van de verschillende religies, van mensen met Nederlandse en niet-Nederlandse achternamen, van personen die een hoed, pet of hoofddoek dragen, van mensen met een beperking, enzovoort. Wij Nederlanders laten ons er graag op voorstaan dat we tolerant zijn, maar wijzen ook makkelijk met de vinger naar anderen.
Dit kabinet dat rechtsstatelijkheid als uitgangspunt zegt te hebben, heeft de plicht om in de geest van artikel 1 het goede voorbeeld te geven. En daar zal het, ook in eigen gelederen, een hele kluif aan hebben. Net zoals iedereen die in deze samenleving een voorbeeldfunctie heeft, van politieagent tot onderwijzer, en van rabbi, pastoor tot imam. Kortom iedereen zal betrokken moeten worden in de dialoog over samenleven in vrijheid en wat dit betekend voor onderwijs, welzijn, zorg en het inrichten van de openbare ruimtes.