Mijn zoon Jan heeft een bult op z’n hoofd. Hij klom op een vuilnisbak en bleef haken toen hij er afsprong. Moedig had hij “Nee!” gezegd toen ik vroeg of ik hem moest helpen. Dus liet ik hem springen.
In Zuid- en Noord-Nederland zijn de schoolvakanties begonnen. In Utrecht zijn de scholen aan de laatste loodjes begonnen. Bijna vakantie, bijna vrij. Bij ons thuis verheugen we ons al op die paar weekjes er tussenuit.
Een tijdje terug zag ik een documentaire op televisie over Nijmegen in de jaren zeventig. Zijdelings kwam de bouwspeeltuin aan de orde. Dat riep veel goede jeugdherinneringen op. Geld om op vakantie te gaan was er niet, maar de bouwspeeltuin maakte veel goed.
Ik vraag me af of het nog zou mogen, of we het als samenleving aan zouden durven: allemaal kinderen met een hamer en een zaag, met schroeven en spijkers. Ik herinner me nog de splinters, de blauwe duimen, de spijkers door je schoenzool. Zijn we nog bereid dat risico te lopen? Voor mij was het dat destijds allemaal waard. Niets woog op tegen die zelfgemaakte hut. Zeker niet als je er ook een nachtje in mocht slapen.
Ik sta niet echt bekend als een liberaal. Omdat er nu eenmaal machtigen zijn en minder machtigen, mensen met heel veel en mensen met weinig, vind ik ingrijpen door het collectief gerechtvaardigd. Zodat iedereen een eerlijke kans heeft. Wat me soms tegenstaat is dat het collectief dat we samen vormen tegenwoordig steeds vaker ingrijpt om risico’s te voorkomen. Vrijheid geven brengt risico’s met zich mee. Een kind dat in de boom klimt, kan er uit vallen. Een kind dat met een hamer speelt, kan op de duim slaan. Mijn zoon Jan heeft een flinke bult op zijn hoofd, ik ben me kapot geschrokken, maar hij voelt zich goed. En de volgende keer zal hij gewoon iets voorzichtiger doen.
De kinderen zijn bijna vrij. Als we ze nu ook nog iets meer vrijheid durven geven, dan is het echt vakantie. Ver weg en dichtbij.