Het met z’n allen slaafs verzetten van de tijd behoort tot een futiliteit. Het discussiëren hierover ook
Het houdt de mensheid al ruim een eeuw bezig hoe er effectiever met het daglicht kan worden omgegaan. De Brit William Willett (1856-1915) schreef in 1914 een brochure (‘The Waste of Daylight’) waarin hij pleit voor het aanpassen van de tijd door de behoefte aan daglicht. Er is destijds veel interesse voor zijn idee, maar er wordt niets mee gedaan. Uiteindelijk zal in 1977 pas daadwerkelijk de zomer- en wintertijd worden ingevoerd. Met energiebesparing als belangrijkste reden.
Sindsdien is er wisselende weerstand tegen het jaarlijks rommelen met de tijd. Dit jaar was er meer rumoer dan voorheen over het verzetten van de klok. Mensen zien het al een tijdje niet meer zitten om twee keer per jaar op een vastgesteld moment de analoge, digitale en biologische klok te verzetten en de eventuele bijbehorende ongemakken hierbij te aanvaarden. Het dagritme wordt immers verstoord en mensen (en dieren) zouden last krijgen van een soort jetlag-gevoel, waarbij vermoeidheid wel een week kan aanhouden. Tevens zorgt de ontregeling van tijd voor een gevoel van somberheid, mede vanwege de steeds korter wordende dagen.
Het instellen van de zomer- en wintertijd is voor mij persoonlijk nooit een obstakel geweest. Een uurtje extra in oktober was altijd mooi meegenomen. Een uurtje minder in maart nam ik op de koop toe. Het geklaag en gediscussieer over het al dan niet afschaffen van deze jaarlijkse tijdmanipulatie begreep ik nooit zo goed. En nu, na reeds vierentachtig keer dit proces te hebben ondergaan, ben ik er helemaal voor mezelf uit: we kampen met een luxeprobleem.
Tijd wordt namelijk gezien als een té vanzelfsprekend aanwezig, abstract fenomeen. Het is onzichtbaar, ongrijpbaar maar altijd en overal aanwezig. Doordat mensen ooit hebben bedacht een ritme te creëren rondom het opkomen en ondergaan van de zon en mondiaal betekenis te geven aan dit natuurverschijnsel, leven we met z’n allen volgens de afgesproken regels van nacht en dag. We zijn zelfs zo specifiek gaan doen aan tijdsinvulling door niet enkel te spreken van nacht en dag, maar deze momenten tevens in te delen in uren, minuten, secondes enzovoorts. Om structuur en duidelijkheid te verkrijgen omtrent dit ongrijpbare begrip van tijd, zijn we allerlei manieren gaan bedenken die ervoor zorgen dat we, naast de vrij globale stand van de zon, bepaalde momenten op een dag kunnen vertalen naar een vaststaand tijdstip. Op deze manier proberen we grip te krijgen op onze levensinvulling en stemmen we bepaalde noodzakelijkheden – zoals bijvoorbeeld werk, school en sport – en behoeften – zoals eten en slapen – af op de stand van twee dominante wijzers die oneindig over getalletjes tussen de één en de twaalf glijden.
Sinds een maand is voor mij deze vanzelfsprekendheid van tijd echter verdwenen. Noem het naïef, maar ik had voor die tijd nooit zo bewust nagedacht over de positieve kanten die zo’n abstract begrip als ‘tijd’ met zich mee kan brengen en hoe ik, samen met mijn dierbaren, vrienden, familie en collega’s invulling geef aan deze beschikbaarheid van oneindig lijkende momenten. Deze vanzelfsprekendheid sluipt erin tijdens je kindertijd. Het leven lijkt dan oneindig. Je jeugdige onschuld denkt dat alleen heel oude mensen dood gaan. Met het verstrijken van de jaren kom je er achter dat dit echter geen vanzelfsprekendheid is. Het besef van beschikbare tijd groeit. Maar maakt ook kwetsbaar.
Nadat mijn moeder bleef zitten met buikpijn en geen enkel onderzoek kon verklaren waar de pijn vandaan kwam, volgde op een maandag op het eind van september het onheilsbericht waar eigenlijk niemand aan durfde te denken: alvleesklierkanker, met uitzaaiingen in de buikwand. De pijn van de afgelopen maanden werd plotsklaps keihard duidelijk, net als de vooruitzichten. Het leven nam een brute wending en husselde elk gevoel van tijd door elkaar. Negen dagen wachten op uitsluitsel van de artsen over het verloop en de mogelijke behandelingen, leken opeens niet uit tweehonderdzestien uren te bestaan maar uit weken. Of jaren. Vanwege de urgentie werd uiteindelijk meteen begonnen met een eerste chemokuur uit een reeks van vier. Het werd een interne behandeling van twee keer drieëntwintig uur vol volledige overgave aan de zakken puur vergif, die ervoor gaan zorgen dat de kankercellen worden gestopt en in het gunstigste geval worden uitgeroeid. Hierna volgen nog drie sessies van minimaal vijf uur chemo. Mijn moeder is positief ingesteld, een vechter pur sang.
Ons leven is inmiddels geveld door een onzekerheid waarbij tijd opeens een bewustere en belangrijke rol is gaan spelen. De onbezorgdheid en onverschilligheid van voorbijtrekkende uren, maanden, weken, minuten en jaren is verdwenen. Tijd krijgt kwaliteit. Want de kwantiteit van tijd is onzeker en wankel. Relativeren wordt een overlevingsstrategie, doelen worden bijgesteld, kleine successen worden gevierd en hoofdzaken worden zoveel mogelijk van bijzaken onderscheiden. Het met z’n allen slaafs verzetten van de tijd behoort tot een futiliteit. Het discussiëren hierover ook. Voor veel mensen staat de tijd echter stil. Het is voor hen niet van belang of het een uur extra donker of licht is. Het enige dat nu telt is tijd. Om er voor elkaar te zijn.